Commentaar: De kostwinner wordt onrecht aangedaan
Nu in korte tijd zowel de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid als budgetinstituut Nibud kostwinners heeft bestempeld als een in financieel opzicht „kwetsbare groep” dan wel „een risicogroep”, lijkt zoetjesaan ook in Den Haag de boodschap te landen dat alleenverdieners –met name die met een modaal salaris– onder een kritische grens terecht dreigen te komen.
In antwoord op vragen uit de Tweede Kamer over het woensdag verschenen Nibudbericht erkende minister Asscher (Sociale Zaken) dat kostwinnersgezinnen „het relatief moeilijk” hebben. Ook beloofde hij in de zomer te onderzoeken of dergelijke kwetsbare groepen met maatregelen moeten worden ontzien.
Wie weet krijgen kostwinners de komende tijd dus wat extra’s toegestopt, bijvoorbeeld via een verhoging van de kinderbijslag. Zo’n gebaar zou uiteraard welkom zijn en ook terecht, maar doet –tweeverdieners profiteren hiervan immers ook– feitelijk niets om het structureel gegroeide gat tussen kostwinners en tweeverdieners daadwerkelijk kleiner te maken.
Daarvoor is toch echt een fundamentele wijziging nodig van het vigerende belastingstelsel, dat gezinnen met gelijke inkomens ongelijk behandelt, afhankelijk van de vraag of dat inkomen door één van de partners of door hen beiden is verdiend. De verschillen in belastingdruk zijn hierdoor groot. Alleenverdieners betalen tot wel drie keer meer belasting dan tweeverdieners met hetzelfde gezinsinkomen. Toch lijkt niet iedereen de onrechtvaardige implicaties hiervan te onderkennen. Primair is de reactie vaak: „Niet zeuren jij, kostwinner! Dan moet je partner ook maar gaan werken.” Die eendimensionale benadering gaat voorbij aan de onbillijkheid die inherent is aan het huidige, op individualistische leest geschoeide belastingstelsel. Dat zorgt er namelijk voor dat een gezin waarin beide partners elk 2,5 dag in de week werken, fors méér te besteden heeft dan een gezin waarin een van de partners 5 dagen werkt en de ander niet. Hoewel er dus exact evenveel betaalde arbeid wordt verricht en (bruto) evenveel wordt verdiend, betaalt het tweeverdienersgezin zo duizenden euro’s minder belasting.
Hoewel sinds 2007 CU en SGP direct dan wel indirect invloed weten uit te oefenen op het landsbestuur, is er in dit belastingtechnisch afknijpen van kostwinners nog geen verandering gekomen. Per saldo is het gat tussen een- en tweeverdieners zelfs verder gegroeid. Al moet tegelijk worden vastgesteld dat die groei nóg sterker zou zijn geweest als CU en SGP zich afzijdig hadden gehouden.
Het is raar maar waar. Stél dat de 87.000 modale kostwinners die volgens het Nibud door de ondergrens dreigen te zakken vandaag hun baan met de helft reduceren en de zo ontstane ‘vacature’ laten opvullen door hun partner. Dan zijn zij in één keer van hun financiële problemen af. Tegelijk krijgt de overheid er een financieel probleem bij, vanwege de honderden miljoenen aan belastinginkomsten die zij in dat geval misloopt. Zo’n switch zal, om welke reden dan ook, in de praktijk vaak onmogelijk zijn. En dat is precies de reden waarom de staat zich met keuzes binnen gezinnen over wie er werkt en hoeveel, niet zou moeten bemoeien.