Syrisch-orthodoxe patriarch: We zijn een martelarenkerk
Hij bezoekt Nederland op een moment dat zijn kudde letterlijk onder vuur ligt. Patriarch Ignatius Aphrem II, leider van de wereldwijde Syrisch-Orthodoxe Kerk, moest hier horen hoe strijders van Islamitische Staat naar schatting enkele honderden christenen uit het noordoosten van Syrië ontvoerden. Direct eiste hij hun vrijlating, maar ook de patriarch weet dat de ontvoerders daar allerminst van onder de indruk zijn. „Ze zijn tegen het hele concept van het leven.”
Rijen van blik, met Nederlandse, maar vaak ook Duitse kentekens, staan er op het terrein van het klooster Mor Ephrem in Glane, op een steenworp afstand van de Duitse grens. Wie ook maar een beetje betrokken is bij de Syrisch-Orthodoxe Kerk laat deze kans niet voorbijgaan. De hoogste leider is op bezoek en dat gebeurt niet elk jaar. Bovendien is Ignatius Aphrem II nog maar kort patriarch, dus is het voor velen ook een kennismaking.
De geestelijk leider van zo’n 5 miljoen gelovigen heeft een druk programma. Sowieso bezoekt hij alle elf Syrisch-orthodoxe parochies in Nederland, en daarnaast zijn er tal van afspraken met vertegenwoordigers van andere kerken en met politici.
Ook voor de media maakt hij tijd. In een ruimte in het kloostergebouw van Mor Ephrem zit hij aan het hoofd van een lange tafel, geflankeerd door diverse andere vertegenwoordigers van zijn kerk. De drukte van de dag is hem niet aan te zien. Ontspannen en in vloeiend Engels –de patriarch was jarenlang aartsbisschop in de Verenigde Staten– gaat hij in op de vragen die hem worden gesteld.
Hoe schetst u de huidige situatie van uw kerk?
„We zijn een kerk van martelaren. Dat is eigenlijk nooit anders geweest sinds het begin. Maar de laatste jaren is de druk op de gelovigen sterk toegenomen, en daarmee ook de druk op de kerk als organisatie. Onze leden komen naar de kerk met al hun zorgen en noden. En dus proberen we te helpen, zo veel we kunnen. We helpen met onderwijs, met de huur van huizen, met voedsel, medicijnen en wat je verder maar kunt bedenken. Nooit eerder hebben we dit zo sterk gedaan als in de laatste jaren. Het zijn eigenlijk overheidstaken, maar omdat de overheid niet in staat is die taken uit te voeren, proberen wij dat te doen.”
Is de oorlog dus ook een kans om te laten zien waar de kerk voor staat?
„Wel om te laten zien dat we graag dienend willen zijn. Maar we gebruiken deze crisis niet voor iets anders dan mensen helpen. We gaan niet op bekeringstoer.”
Dat laatste ligt al eeuwen lastig in het Midden-Oosten.
„Het mag niet, het bezorgt ons allerlei problemen. We hebben in de loop van de tijd manieren ontwikkeld om samen te leven met moslims zodat we enerzijds ons geloof niet schaden, maar anderzijds ook hun geloof niet uitdagen. Ik weet dat u van een calvinistische krant bent. Misschien zegt u: Maar het evangelisatiewerk dan? Dat is er wel, maar dan door gewoon ons leven te leven en dat aan de mensen te laten zien. Bovendien is bekering het werk van de Heilige Geest; dat kunnen wij niet tot stand brengen.”
Ondanks vervolgingen bestaat er nog altijd strijd tussen de kerken in het Midden-Oosten. Hoe ziet u de relaties met andere christelijke gemeenschappen?
„Die relaties zijn met sommige denominaties beter dan in het verleden, juist door toedoen van de extremisten. Als christenen zijn we allemaal slachtoffers. Twee jaar geleden werden er in Aleppo twee bisschoppen ontvoerd; een Syrisch-orthodoxe en een Grieks-orthodoxe. Die ontvoering bracht onze gemeenschappen samen in gebedsbijeenkomsten. Dat gebeurde niet alleen in Aleppo. Ook in Mosul hebben de leiders van verschillende kerken samen gebeden. Dus ja, deze crisis brengt christenen dichter bij elkaar.”
Hoe vertaalt zich dat in het geestelijk leven?
„Als er druk op mensen is, zoeken ze eerder en vaker goddelijke hulp. Dat weten we vanuit de kerkgeschiedenis en dat merken we nu ook. Mensen die eerder niet naar de kerk gingen, komen nu wel. De geestelijke kracht van de kerk is sterker geworden.”
Zijn christenen een speciaal doelwit voor Islamitische Staat en andere strijdgroepen?
„Dat wil ik zo niet zeggen. In elk geval zie ik dat niet in Syrië. Ook andere minderheden, zoals jezidi’s, worden vervolgd. En uiteindelijk is iedere Syriër die niet met deze fanatieke groepen instemt, een doelwit. De vervolging voltrekt zich niet alleen langs religieuze lijnen.”
Vorige week kwam het nieuws dat grote aantallen christenen in het noordoosten van Syrië zijn ontvoerd. U komt ook uit die regio.
„In dat gebied leven veel Assyrische christenen, die lid zijn van de Assyrische Kerk van het Oosten. Maar ook wij hebben daar een klooster in de buurt. Feit is dat deze gelovigen nu in de handen van Islamitische Staat zijn. Ik roep op tot hun onmiddellijke vrijlating.”
Wat doet dit nieuws met u?
„Het herinnert me eraan tot welke graad van beestachtigheid deze fanaten van IS kunnen afdalen. Ze zien geen mensen meer, alleen nog maar vijanden. Ze zijn in feite tegen het hele concept van het leven: niet alleen tegen hun vijanden, maar ook tegen cultuur, tegen erfgoed, tegen alles en iedereen dat niet precies in hun schema past. Stel je voor, ze onthoofden zelfs standbeelden.”
Ze zijn, kortom, uw vijanden zoals u hun vijand bent?
„We blijven onze mensen vertellen dat ze ook voor hen moeten bidden of God hun hart zal raken. We zijn als christenen onderwezen dat we moeten zegenen wie ons vervloeken. Dus doen we dat. Vergeet niet wie we zijn, zeggen we steeds weer tegen onze mensen. Je kúnt niet zoals hen zijn.”
Is dat moeilijk voor u, om die boodschap te brengen?
„Ja, maar wel belangrijk. Ik heb met families van martelaren gezeten. In het Syrische stadje Sadad werden vorig jaar tientallen christenen gedood. Hun lichamen werden in een bron gegooid. Ik heb in het gezicht gekeken van een vader die toen drie van zijn kinderen verloor, op één dag. En toen heb ik gezegd: Het is goed. God is er bij. Dat is moeilijk, maar het herinnert ons aan wie we zijn.”
Heeft u zelf met vervolging te maken?
„Persoonlijk niet direct, al is het natuurlijk nooit ver weg. Als ik in Damascus ben, waar het patriarchaat is gevestigd, willen veel mensen mij niet bezoeken uit angst voor bombardementen. Elke dag horen we van gevechten, vaak niet ver van het patriarchaat. In die situatie kunnen we slechts op God vertrouwen.”
Veel christenen in Syrië en Irak proberen hun land te verlaten en naar het Westen te vluchten. Hoe staat u daar tegenover?
„Ik zeg tegen hen: Blijf alsjeblieft hier. Ik kan jullie niet dwingen, ik kan hier geen goed leven bieden, maar dit is het land van je voorouders. Daarom zal ik regeringen nooit vragen hun migratie te faciliteren. Bovendien: vertrekken is evengoed niet zonder risico’s. Sommigen zijn voor de kust van Griekenland verdronken. Anderen hebben enorme bedragen betaald om weg te komen. Maar uiteindelijk is het de beslissing van de mensen zelf.”
De patriarch van de grote Chaldeeuwse Kerk, Louis Sako van Bagdad, schorste vorig jaar priesters die Irak ontvluchtten. Hij noemt hen deserteurs. Zover wilt u niet gaan?
„Nee, zover ga ik niet. We zijn allemaal verenigd in de opvatting dat het beter is om te blijven. Maar ik respecteer de individuele beslissing van mensen.”
Komt de tijd dichterbij dat er in Irak en Syrië geen christenen meer overblijven?
„Ja, daarover zijn we zonder meer bezorgd. De aanwezigheid van christenen vormt een struikelblok voor het realiseren van sommige politieke doeleinden, dus moeten ze verwijderd worden. Maar tegelijk zijn er veel mensen die de aanwezigheid van christenen op waarde schatten; die erkennen dat het land door hen is gebouwd.”
Patriarch Ignatius Aphrem II
Patriarch Ignatius Aphrem II werd als Said Karim op 3 mei 1965 geboren in Kamishli, een stad in het noordoosten van Syrië – dezelfde streek waar Islamitische Staat vorige week tientallen christenen ontvoerde. Zijn familie komt oorspronkelijk uit een dorp in Tur Abdin, een voor christenen vanouds belangrijke regio in het zuidoosten van Turkije.
Said Karim werd in 1985 monnik. Daarbij nam hij de naam Aphrem aan. Die naam verwijst naar Efrem de Syriër, een vierde-eeuwse dichter die in de Syrisch-orthodoxe traditie een grote plaats inneemt. Karim werkte verder als secretaris van de toenmalige patriarch, Ignatius Zakka I. Ook was hij jarenlang –van 1996 tot vorig jaar– aartsbisschop van de Syrisch-Orthodoxe Kerk in het oostelijk deel van de Verenigde Staten.
Toen zijn voorganger Ignatius Zakka I vorig jaar overleed, werd Said Karim, als Ignatius Aphrem II, geïnstalleerd als de 123e patriarch van de Syrisch-Orthodoxe Kerk van Antiochië. Hij zetelt in Damascus, in een wijk die onder het gezag staat van president Assad. Van oudsher zijn veel Syrisch-orthodoxe christenen op de hand van de president.
Deze en vorige week was de patriarch voor de eerste keer in Nederland, voor een kennismaking met de Syrisch-orthodoxe christenen die hier wonen.
Syrisch-Orthodoxe Kerk
De Syrisch-Orthodoxe Kerk van Antiochië en het Gehele Oosten, ook wel aangeduid als West-Syrische of Jakobitische Kerk, is een van de oudste kerkgemeenschappen ter wereld. De kerktaal is nog altijd het Aramees; de taal die Christus sprak. De geschiedenis gaat naar eigen zeggen terug tot het jaar 37 na Christus, toen de apostel Petrus in Antiochië (nu in het zuidoosten van Turkije) een christelijke gemeente stichtte (zie Handelingen 11).
De kerk hoort bij de zogeheten oriëntaals-orthodoxe kerken. Die vormen een van de drie grote christelijke families in de eerste 1500 jaar kerkgeschiedenis. De twee andere zijn de oosters-orthodoxe kerken (waaronder de grote Grieks-Orthodoxe Kerk met als centrum het oude Constantinopel, nu Istanbul) en de Rooms-Katholieke Kerk (met als centrum Rome).
Hoewel de oriëntaals-orthodoxe kerken zeer divers zijn, is een gezamenlijk punt dat ze in 451 niet meegingen met het concilie van Chalcedon, waarin het dogma werd vastgesteld dat Christus twee naturen heeft (een goddelijke en een menselijke).
De Syrisch-Orthodoxe Kerk telt wereldwijd zo’n 5 miljoen leden, die voor het merendeel buiten het Midden-Oosten wonen – vooral in de Verenigde Staten en Europa. In Nederland zijn er zo’n 20.000 leden. Die wonen vooral in Twente en in Amsterdam. De eersten arriveerden in de jaren zeventig als gastarbeider; daarna kwamen er ook Syrisch-orthodoxe christenen als vluchteling. Het Nederlandse bisdom bestaat uit elf parochies. Aan het hoofd staat aartsbisschop Polycarpus, die zetelt in het Syrisch-orthodoxe klooster in Glane, vlak bij Enschede.