Kerk & religie

„Preken over Heidelberger steeds subjectiever”

ZOETERMEER. In preken over de Heidelbergse Catechismus door de eeuwen heen zijn twee lijnen waarneembaar, aldus prof. dr. W. Verboom. Hierbij is in toenemende mate de nadruk komen te liggen op de „subjectieve lijn”: de wedergeboorte en de ”drie stukken” als een chronologische volgorde, in plaats van naast elkaar staand.

Klaas van der Zwaag
11 March 2015 19:12Gewijzigd op 28 February 2023 14:45
Dr. W. Verboom. beeld RD, Anton Dommerholt
Dr. W. Verboom. beeld RD, Anton Dommerholt

De emeritus hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme aan de Universiteit Leiden concludeert dit in zijn analyse van preken over zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus. In zijn boek ”Kostbaar & breekbaar. Zondag 1 in catechismuspreken door de eeuwen heen” (uitg. Boekencentrum, Zoetermeer) onderzocht hij catechismuspreken van 27 predikers, van J. Bastingius (1591) tot F. Mallan (1973).

Prof. Verboom bestudeerde de preken aan de hand van theologische gedachten die achter de catechismusuitleg van een auteur liggen. Hoe denkt hij over de doop, de wedergeboorte, de bewaring in het geloof, de ”drie stukken” en de heilszekerheid?

De eerste lijn, waartoe hij 17e-eeuwse predikanten rekent maar ook H. F. Kohlbrugge, D. Molenaar, J. J. Knap en G. Oorthuys, blijft volgens hem min of meer in het voetspoor van de catechismus. Deze voorgangers benadrukten de zekerheid van het heil en de wedergeboorte als de levensvernieuwing van de mens door het geloof in Christus (in plaats van de wedergeboorte vóór het geloof). Verder wordt de ”drieslag” gezien als een drievoudig snoer, niet na maar náást elkaar, stelt de auteur.

Mede door de invloed van het puriteins piëtisme en de scholastiek is er volgens de auteur een toenemende focus gekomen op een subjectieve tweede lijn, die volgens hem op „vitale” punten afwijkt van de eerste lijn. Prof. Verboom behandelt hier predikanten zoals F. Ridderus, J. van der Kemp, A. Kuyper, G. H. Kersten en F. Mallan. De antwoorden worden nu niet meer gegeven door de gedoopte kinderen van de gemeente –als deel hebbend aan het verbond– maar door de wedergeborene of de gelovige, verzekerde christen.

Kenmerkend voor de Heidelberger is volgens prof. Verboom de antropologische insteek: die zet niet in bij God, maar bij de mens. Dat is wat anders dan een antropocentrische inzet, waarbij de mens en zijn beleving het uitgangspunt zijn. Niet de ervaring, maar God in Zijn openbaring is immers normatief. Het woord troost in zondag 1 is niet allereerst iets ín ons, maar iets buiten ons. Het gaat in de catechismus om de identiteit als christen, de relatie met Christus, zodat de insteek niet antropocentrisch maar christocentrisch is, aldus de emeritus hoogleraar.

Een belangrijk gezichtspunt is volgens hem dat het leerboekje in het verlengde ligt van het sacrament van de doop. Het is de leerweg voor het gedoopte kind van de gemeente om als gedoopt mens te leven. De catechismus is een doopbelijdenis. „Het kleine kind maakt de handeling van zijn doop niet bewust mee, maar dat neemt niet weg dat dan de meest ingrijpende gebeurtenis van zijn leven plaatsvindt.” De catechismus is de leerweg voor het kind om te gaan van zijn doop, naar zijn belijdenis en zijn avondmaalsgang.

Prof. Verboom gaat nog een stapje verder door de Heidelberger ook een belijdenis van het verbond te noemen, het verbond als de genadevolle relatie die God met zondige mensen aangaat. De doop is de bezegeling van het feit dat het kind in het verbond van God is opgenomen. Het verbond impliceert wel dat het kind zich de beloften in de weg van geloof en bekering toe-eigent. Het geloof is „niemand aangeboren”, maar is een zaak die door de Heilige Geest geleerd moet worden. „In dit perspectief staat de catechismus als middel in de hand van de Heilige Geest om het kind dit te leren.”

De catecheet stelt de vragen als de vertegenwoordiger van de gemeente en het kind antwoordt eveneens als kind van de gemeente. Dat heeft niet alleen een didactische maar ook een pedagogisch-theologische betekenis. De antwoorden die het kind leert en opzegt, leiden niet alleen toe naar de belijdenis van het geloof, maar ze zijn zélf al een geloofsbelijdenis van het kind.

Dr. Verboom stelt verder vast dat er drie preken of verklaringen zijn die als bruggen tussen de eerste en de tweede lijn beschouwd kunnen worden. Het gaat om de catechismusprediking van ds. R. Kok, ds. C. Blenk en ds. C. G. Vreugdenhil. Deze drie verklaringen, die naar zijn oordeel op het punt van doop, wedergeboorte en geloof terugkoppelen naar de oorspronkelijke intentie van de catechismus, bieden tien „leerpunten”, die onder meer onderstrepen dat men zich niet op moet sluiten in een eigen visie, maar open moet zijn voor verschillen in geloofsbelevingen. Dr. Verboom waarschuwt voor het leggen van een „dogmatisch raster” op de catechismus. „Polariserend preken is niet zo moeilijk. Het overstijgen van verschillen vraagt om geestelijk kwaliteit.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer