Opinie

Reformatorische kerken houden deuren te vaak dicht

Velen kennen uit hun jeugd het verhaal van de Engelse reiziger die op een zondagavond vanwege het onweer ergens wilde schuilen. Zonder veel nadenken stapte hij een gebouw binnen. Het bleek een kerk te zijn, waar dienst werd gehouden. Normaal gesproken kwam de man nooit in een bedehuis. Maar deze keer had hij geen andere keus. Op de achterste bank luisterde hij naar de predikant. En God greep hem in het hart.

W. B. Kranendonk

9 March 2015 11:06Gewijzigd op 15 November 2020 17:14
Wie zijn deuren potdicht houdt en gasten bijna wegkijkt, moet begrijpen dat buitenstaanders allerlei denkbeelden vormen waar niemand zich in herkent.  beeld RD, Henk Visscher
Wie zijn deuren potdicht houdt en gasten bijna wegkijkt, moet begrijpen dat buitenstaanders allerlei denkbeelden vormen waar niemand zich in herkent. beeld RD, Henk Visscher

Onverwacht bezoek van vreemde­lingen tijdens een kerkdienst baart in de meeste gemeenten opzien. De aandacht van predikant, kerkenraad en hoorders is dan meestal afgeleid, vooral als de outfit van de bezoeker afwijkt. Wat moet die vreemdeling hier? Voorbijkomende bezoekers die na de aanvangstijd een kerk binnenstappen, worden doorgaans als stoorzenders ervaren.

In zekere zin is dat begrijpelijk. Er moet alles aan gedaan worden om de dienst met orde te laten verlopen, zodat de loop van het Woord niet gehinderd wordt. Iedereen weet dat geloop, gestommel en zelfs ongedurig gedrag van kinderen (of soms ook oudere jongeren) heel hinderlijk kunnen zijn. Dan geldt dat ook als er totaal onbekende bezoekers binnenvallen.

Daarbij moet wel worden bedacht dat refor­matorische christenen in Nederland op dit punt ook erg weinig gewend zijn. Wie elders op de wereld af en toe een kerkdienst bezoekt, weet dat het daar niet ongebruikelijk is dat mensen na aanvang van de godsdienstoefening nog binnenkomen of tijdens de dienst opstaan en weggaan. De prediker hapert niet en de gemeenteleden blijven onverstoorbaar luisteren.

Nadelen

Natuurlijk heeft dat zijn nadelen. In de eredienst moet de eer van God centraal staan. Dat betekent ook dat alles ordelijk moet verlopen. Onrust sticht niet. Die leidt af. Die ervaring van over de grenzen moet dus geen vrijbrief zijn om ook maar in Nederland tijdens kerkdiensten te pas en te onpas te komen en te gaan. Het mag ook zeker geen rechtvaardiging zijn om uit teleur­stelling of ongenoegen zijn plaats maar tijdens de dienst te verlaten.

Wanneer dat wel gebeurt, haalt dat meestal de herdenkingsboekjes van plaatselijke gemeenten. Zoals bijvoorbeeld die keer, omstreeks 1965, dat de hervormde ds. W. L. Tukker zou preken in een kapel in Rotterdam-Zuid. Het was toentertijd ongebruikelijk dat ‘bonders’ ”op Zuid” preekten. Velen waren gekomen om de voor­aanstaande en algemeen geachte Bondspredikant te horen; ook mensen die behoorden tot andere kerkverbanden. Maar dat veranderde heel snel. Bij het begin van de dienst beklom tot verbijstering van de meeste aanwezigen een andere predikant de kansel. Voorafgaand aan het votum deelde hij mee de vervanger van ds. Tukker te zijn. De geachte bonder was ziek. De afgeladen volle kapel was in een mum van tijd schrijnend leeg. „De meesten zijn niet voor het Woord, maar voor ds. Tukker gekomen”, zo stelde de gastpredikant met enige teleurstelling vast. Zo moet dat natuurlijk niet. Sommige Rotter­dammers weten zich nog te her­inneren dat ds. Tukker zeer ontstemd was toen hij hiervan hoorde. En terecht.

Doorgeschoten

Dat neemt echter niet weg dat de vraag gewettigd is of onze kerkdiensten wel uitnodigend genoeg zijn voor toevallige voorbijgangers die even binnenwippen als er een dienst gaande is. Zijn reformatorische kerken niet te ver doorgeschoten in hun streven naar orde, rust en regel? Moet de kerk juist niet heel uitnodigend de deuren openzetten als het eerste psalmgezang van de dienst wordt aangeheven?

Tijdens het Vianencongres dat de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) eind januari met een aantal organisaties hield, vertelde een ouderling van de oud gereformeerde gemeente te Utrecht dat daar de kerkdeuren openstaan voor groepen die tijdens stadswandelingen langs het kerkgebouw aan de Ambachtstraat (midden in de oude stad) lopen. Zo kwam nog niet zo lang geleden een groep wandelaars binnen tijdens een avondmaalsdienst. De koster bood hun een plaats en de bezoekers luisterden een poosje, om daarna weer te gaan. Het verhaal baarde bij de congres­gangers opzien.

Lang niet elke kerkenraad zal voor deze aanpak willen kiezen. Dat hoeft ook niet. Maar daarmee is de vraag niet van tafel hoe gemeenten gastvrijer kunnen zijn tegenover buitenstaanders. Daar moet over nagedacht worden.

Gastvrij

Een gemeente behoeft echt geen complete welkomstcommissie te vormen of met reclameslogans mensen vanaf de straat te werven om een gastvrije indruk te wekken. Maar op zijn minst kan worden afgesproken dat vreemdelingen die bij het begin of tijdens de dienst binnenstappen het gevoel wordt gegeven dat ze welkom zijn. Wie zijn deuren potdicht houdt en gasten bijna wegkijkt, moet er niet vreemd van opkijken dat buitenstaanders zich allerlei denk­beelden vormen waar niemand zich gelukkig bij voelt en waar geen kerklid, predikant of andere ambtsdrager zich in herkent.

Een open kerk, dat is niet alleen een zaak die op zondag aandacht behoeft. Dat is ook van betekenis op andere dagen van de week. Ook dan moeten de kerkdeuren niet hermetisch zijn gesloten, zoals bij veel kerken in Nederland het geval is. Toe­gegeven, het risico ongenode gasten binnen te krijgen die het hebben voorzien op de Statenbijbel of op de kas van de diaconie is reëel. Je kunt dus niet zomaar de deur open laten staan. Er moet toezicht zijn. Dat zeker. Maar is dat niet beter te regelen dan nu het geval is?

Aan lagerwal

Juist in onze samenleving zouden kerken­raden zich de vraag moeten stellen in hoeverre hun kerk van betekenis kan zijn voor het dorp, de wijk of de stad als rustpunt en toevluchtsoord. Bekend is dat evangelisatie­posten juist mensen weten te interesseren voor het gesprek over wezenlijke vragen door hun gebouw open te stellen. Gasten bieden ze een kop koffie en in tijden van kou wat warmte. Dan komen er ook mogelijkheden tot gesprek. Wie komen er dan? Juist, vooral mensen die aan lagerwal zijn geraakt: eenzamen, daklozen, mensen die in de problemen zijn gekomen. Maar is het erg dat de bezoekers vooral uit deze hoek komen? Zou de kerk daar juist geen oog voor moeten hebben? Waarom zou deze aanpak alleen beperkt moeten blijven tot de evangelisatieposten in onkerkelijke streken? Waarom maken kerken niet meer gebruik van vrijwilligers, oudere leden of werkzoekenden, die bij toerbeurt gastheer of gastvrouw zijn? Zo zou de kerk een vluchthaven kunnen zijn voor mensen die zoekende zijn.

Karikaturen

Er is nog een reden. Zoals genoemd leven er karikaturen over kerken, hun leden en hun gebruiken. De moderne mens met zijn vluchtige interesse vindt het ‘apart’ dat mensen elke zondag twee keer zo’n anderhalf uur stil gaan zitten luisteren naar een monoloog van één man. Hij heeft vragen bij de boodschap die daar wordt uitgedragen. Is die niet te radicaal? Zet die niet aan tot minachting van andersdenkenden en andersgeaarden? Worden kinderen niet gehersenspoeld? Allemaal misvattingen die moeilijk vallen te bestrijden. Maar kerken zijn wel geroepen zo veel mogelijk te doen om die weg te nemen.

Door de kerk open te stellen en onbekenden te vertellen wat er gebeurt, wat de diepste motieven zijn die mensen onder het gehoor van de prediking brengen, kunnen misverstanden (enigszins) worden weggenomen. Dat zal in een antigodsdienstig klimaat zoals dat nu groeit, steeds belangrijker worden. Daarom de kerk­deuren open en de gasten het gevoel geven dat ze welkom zijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer