IS subliem in het voeren van een mediaoorlog
De oorlog van Islamitische Staat tegen het Westen is voor ruim de helft een mediaoorlog en IS voert die met verve. De Amerikanen geven het toe: wij hebben geen positief verhaal als alternatief.
„We zijn verwikkeld in een oorlog, en meer dan de helft van die oorlog wordt via de media uitgevochten”. De uitspraak is van Ayman al-Zawahiri, ooit de tweede man binnen al-Qaida en leider van al-Qaida in Irak, totdat hij in 2006 bij een Amerikaanse luchtaanval werd gedood.
Inmiddels is Islamitische Staat (IS) de opvolger van al-Qaida in Irak, en wát voor één! Het extreme geweld dat deze organisatie inzet gaat zelfs al-Qaida te ver. Extreem zijn ook de manier en de schaal waarop IS de media inzet voor zijn doeleinden, vooral bij het ronselen van nieuwe jihadstrijders.
Simon Cottee, docent criminologie aan de universiteit van Kent, vergeleek onlangs in een analyse dit mediageweld van IS met het tegenoffensief dat de Amerikanen in 2010 begonnen met hun Center for Strategic Counterterrorism Communication (CSCC). Dat is een hele mond vol, maar, zo ontdekte Cottee, de mannen binnen deze organisatie zeggen zelf met hun mond vol tanden te staan als het gaat om een effectief antwoord op het IS-mediageweld.
De mediatak van IS, al-Hayat, heeft inmiddels honderden films op zijn naam staan, variërend van drie minuten durende onthoofdingsvideo’s tot urenlange documentaires waarin reisverslagen worden afgewisseld met historisch getinte informatie. Cottee zag het gebruik van Hollywoodachtige technieken met speciale effecten die de kijker overrompelen. IS gebruikt zelfs drones om van bovenaf opnamen te maken, zoals ze deden boven de stad Fallujah.
Overigens heeft de historicus Michael Burleigh er in zijn studie “Blood and Rage: A Cultural History of Terrorism” uit 2008 op gewezen dat jihadische video’s vaak dezelfde structuur hebben als… pornofilms. Kennelijk doen terroristen in hun vrije tijd meer dan enkel gevechtsfilmpjes kijken, want de overeenkomsten tussen de twee genres zijn opmerkelijk, en dat kan geen toeval zijn.
Sinds de ontdekking in mei 2011 van grote hoeveelheden pornografisch materiaal in de woning van Osama bin Laden (die toen in zijn huis in de Pakistaanse stad Abbottabad werd gedood door Amerikaanse commando’s) is die pornoconnectie geen nieuws meer.
Sterk is intussen ook de inzet door IS van een uitgebreid netwerk van zogenaamde ”fanboys”: aanhangers wereldwijd die de onlinepropaganda verder verspreiden. Ze worden ook wel ”ridders van het uploaden” genoemd en staan bekend als uiterst betrokken en gedreven om de zaak van IS te verspreiden.
Intussen is de slogan ”Media vormen de helft van de oorlog” ook het motto van het al genoemde Amerikaanse centrum voor strategische terreurbestrijding CSCC, opgericht als antwoord op de overweldigende onlinepropaganda van jihadisten.
CSCC-coördinator Alberto Fernandes typeerde het werk van hem en zijn medewerkers als ”negatief adverteren”, tegenboodschappen de wereld in zenden. De overheidsdienst heeft inmiddels ruim 50.000 onlineberichten verstuurd in vier verschillende talen (Arabisch, Urdu, Somalisch en Engels), en honderden zogenaamde ”mash-up video’s” gemaakt en verspreid, waarbij gebruik wordt gemaakt van IS-beeldmateriaal maar dan ten behoeve van een tegenovergestelde boodschap, bij voorbeeld door „de hypocrisie” van jihadisten te tonen.
En dan is er nog DOT, het Digital Outreach Team, dat onlinefora van IS verstoort om IS-sympathisanten ervan te weerhouden zich als jihadisten aan te melden. Twitterberichten die pro IS zijn, worden door teamleden van DOT ‘besprongen’ en ‘gekaapt’. Zo werd een Arabische hasthag #accomplishments of IS” omgezet in een boodschap die vol stond met sarcastische opmerkingen over die zogenaamde IS-resultaten: hongerende burgers in #Aleppo, verwoesting van moskeeën in #Riqqah en de kruisiging van jongemannen. CSCC gaat ook direct onlinediscussies aan met jihadisten.
Ondanks alles voelt Fernandes zich op achterstand staan als het gaat om IS online te pareren. „IS toont onthoofdingvideo’s en die hebben wij nu eenmaal niet en dat is logisch, want zulke video’s zijn weerzinwekkend, maar tegelijkertijd zijn ze voor talloze lieden wereldwijd kennelijk wel fascinerend om te zien, en daarom hebben ze ook zo’n grote verspreiding.” CSCC-video’s zijn allesbehalve schokkend of weerzinwekkend en daardoor ook aanzienlijk minder fascinerend. ”Shock and gore” (gore: vergoten bloed, AJ), aldus Fernandes, „trekken nu eenmaal de meeste kijkers en daaraan kunnen wij niet tippen.”
Er is nog iets anders, bekent Fernandes, en dat is het gebrek aan een positief verhaal dat jongeren een uitdagend alternatief biedt. Veel van de jongeren die zich aangetrokken voelen door de IS-boodschap willen volgens de CSCC-man iets betekenisvols doen met hun leven, iets „gruwelijk verkeerds” in de wereld rechtzetten. „Wij hebben niet zo’n positief tegenverhaal dat deze boodschap kan neutraliseren”, geeft Fernandes toe. „Wat we hebben slechts een halve boodschap: doe dat niet.”