Jozef door de ogen van romanschrijver Thomas Mann
De vermaarde dichter Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) zette de Duitse prozaschrijver Thomas Mann (1875-1955) op het spoor van de verhalen uit het Bijbelboek Genesis over Jakob en diens twaalf zonen.
Het gaat dan vooral om Jakobs lievelingskind Jozef. In zijn autobiografie ”Dichtung und Wahrheit” vertelt Goethe dat hij tijdens zijn jeugd de geschiedenis van Jozef wilde navertellen: „Ik probeerde de verschillende karakters uit elkaar te houden en kleurrijk te beschrijven en het eenvoudige, oude verhaal door de inzet van gebeurtenissen en episodes tot een nieuw en zelfstandig werk te maken.”
Thomas Mann voelde zich uitgedaagd om Goethes plan te verwezenlijken. Hij schreef vier romans over Jozef, zijn vader Jakob, zijn moeder Rachel en zijn elf broers. De romans verschenen in respectievelijk 1933, 1934, 1936 en 1943. In één kloek boekdeel van 1300 bladzijden zijn deze romans nu in Nederlandse vertaling verschenen.
Eerste ontmoeting
Wat Thomas Mann op zijn bijzondere manier deed, doen wij als lezers en verstaanders van Genesis uiteraard allemaal. Al lezende, vullen wij de gelezen woorden aan en zien wij in onze verbeelding wat er gebeurt. Een mooi voorbeeld is de beschrijving van de eerste ontmoeting van Jakob met Rachel bij de put. Genesis 29:11 luidt: „En Jakob kuste Rachel, en hij hief zijne stem op en weende.” Het zien van Rachel ontroert Jakob. Het is liefde op het eerste gezicht. Rachel is de vrouw die hij tot in zijn ziel liefheeft. Dat zegt vers 11 in uiterst krappe bewoordingen. Daarna vraagt Jakob Rachels vader Laban om haar hand.
Thomas Mann geeft de indruk die Rachel op Jakob maakt directer en aanschouwelijker weer: „Labans dochter had een sierlijk figuur. Dat zag je meteen, ondanks het vormeloze van haar gele hemdschort dat, rood afgebiesd en versierd met zwarte maantjes, van de hals tot aan de zoom over haar kleine blote voeten viel. (…) Het zwarte haar van het meisje was eerder in de war dan krullend. Ze droeg het bijna kort, in ieder geval korter dan Jaäkob het thuis ooit bij vrouwen had gezien: slechts twee langere strengen waren gespaard gebleven; die hingen, van onderen in krullen, vanaf de oren aan beide zijden van de wangen tot op haar schouders. Met een daarvan speelde ze, terwijl ze stond te kijken. Wat een lief gezicht! Wie kan haar bekoorlijkheid beschrijven? Wie kan het samenspel van zoete en gelukkige toevalligheden ontleden waaruit het leven, op een gegeven moment een greep doend in het erfelijk materiaal en daaraan iets eenmaligs toevoegend, de aanminnigheid van een mensengezicht voortbrengt?”
Het citaat laat iets proeven van het vertelplezier, het grote genoegen dat Thomas Mann aan het met woorden uitbeelden van schijnbaar kleine gebeurtenissen beleeft.
Vertelpanorama
De vier romans zijn een feest om te lezen, maar ze zijn in hun uitgebreidheid ook overweldigend. Ze beginnen met Jakob en het bedrog van Laban, waarop het bedrog van Jakob met de gevlekte lammetjes volgt. Ze eindigen met de begrafenis van Jakob in de spelonk in de akker van Machpéla en met de vergeving door Jozef van de euveldaden jegens hem door zijn tien broers.
Het enorme vertelpanorama dat zich voor de lezer ontvouwt, eist een leestijd die zich minimaal over enkele weken uitstrekt. Snel lezen, toch al een verschrikking, is hier onmogelijk. Thomas Mann schrijft prachtig, maar met ineengestrengelde hoofd- en bijzinnen, zodat je wakker moet blijven om de met betekenis geladen kronkels te begrijpen. Meer dan vijftig bladzijden per dag kan geen lezer tot zich nemen.
De Bijbel vertelt de geschiedenis van Jozef kort en bondig. De bestraffing door de broers van de ijdeltuit Jozef is in Genesis in enkele zinnen weergegeven. Het verhaal springt van de opsluiting in de put snel over naar de verkoop van Jozef als slaaf en dan is Jozef al spoedig in Egypte in het huis van Potifar. Wanneer je over deze dramatische gebeurtenissen nadenkt, over het verdriet van Jozef, de ontberingen onderweg naar Egypte, het leven als slaaf en de verleidingskunsten van Potifars vrouw, begin je als lezer het verhaal in te kleuren. Precies dat doet Thomas Mann, met een onvoorstelbare vaardigheid. Hij weet niet van ophouden.
Vooral het eerste en het tweede boek, ”De verhalen van Jaäkob” en ”De jonge Jozef”, zijn zeer boeiend. De episodes in Egypte in de twee andere delen kunnen daar niet volledig mee concurreren, omdat ze zo veel weetjes over de godenverering van het oude Egypte presenteren dat het af en toe op een etnografische studie begin te lijken.
Weerzien met Jakob
Is het zinvol om de zich tot de essentie beperkende verhalen uit Genesis te laten uitgroeien tot lijvige romans? Het antwoord kan in dit geval niet anders dan bevestigend zijn. Thomas Manns romans schilderen net als preken en Bijbelverhalen voor de kinderen de achtergronden en de betekenis van de geschiedenis van Abraham als stamvader van het door God uitverkoren volk tot en met het zegenrijke leven van Jozef, de Egyptische onderkoning.
De verteller laat gesprekken voeren die subliem zijn, onder meer tussen Jozef en zijn vader Jakob, tussen Jozef en de nomadische handelaar die hem heeft gekocht en tussen Jozef en de farao.
Onvergetelijk is de beschrijving van het weerzien van Jozef met zijn stokoude vader in Egypte: „Zijn vermoeide ogen tastten en zochten, met schuin achterovergebogen hoofd, lang en indringend, met droefheid en liefde het gezicht van de Egyptenaar af, en hij herkende hem niet. Maar terwijl hij keek, gebeurde het dat de ogen van de ander zich boordevol vulden met tranen; en toen hun zwartheid in tranen zwom, kijk: ineens waren het Rachels ogen, de ogen waaronder Jaäkob in de dromerige verte van het leven de tranen had weggekust, en hij herkende hem, en hij liet zijn hoofd zinken op de schouder van de man die hem zo vreemd was geworden, en hij weende bitterlijk.”
Verbond met Abraham
Het opnieuw beleven van de Bijbelse geschiedenis krijgt bij Thomas Mann steun in de rug doordat hij alles, mensen en dingen, opnieuw benoemt en op een interessante manier vreemd laat zijn. Daarnaast vermenselijkt hij deze mensen uit Genesis met behulp van alledaagse taal en zeer menselijke emoties. Wie denkt er bijvoorbeeld aan dat Jozef in de put vervuild was geraakt?
Doet Thomas Mann ook recht aan het middelpunt van deze hele geschiedenis, het verbond tussen God en Abraham? De vraag naar het juiste begrijpen van God en het trouw blijven aan Zijn opdracht is fundamenteel voor alle vier de romans. Dat is de cruciale waarheid die als ultieme zekerheid uit deze boeken spreekt. De God Die met Abraham het verbond sloot, is wezenlijk anders dan al die goden, van Baäl tot de Farao en Amon, die in Mesopotamië, Palestina en Egypte worden vereerd en aan wie onmenselijke offers worden gebracht. Daar gaat het om.
Vanuit deze vergelijking gezien, is de grote aandacht voor de andere goden dan toch wel weer te verklaren. In dit verband is het zinvol om de eerste twee romans te beschouwen als lofzang op het Joodse volk tegen de achtergrond van Hitlers Derde Rijk. Joodse auteurs hebben de romans dan ook als steun in de rug ervaren.
Psychoanalyse
De vier Jozefromans van Thomas Mann bevatten veel meer aspecten dan het hiervoor genoemde, al zijn ze ondergeschikt aan de leidende gedachte van het verbond met God, de God Die niet verbeeld mag worden. De verteller speelt met de handeling van het vertellen zelf, de psychoanalyse van Sigmund Freud is in de romans verwerkt (maar volstrekt niet als dé waarheid over het geloof) en de verteller gooit het hier en daar op een akkoordje met de lezer.
Verder bevatten de romans zeer veel verwijzingen naar Christus en de taal van het Nieuwe Testament. De ”Proloog in de hemel” uit Goethes tragedie ”Faust” is eveneens her en der present. Door al deze gezichtshoeken zijn de romans rijk gelaagd en moet de lezer voorbereid zijn op gedachten die in hun nieuwheid onthutsend kunnen werken.
Boekgegevens
Jozef en zijn broers, Thomas Mann (vert. Thijs Pollmann); uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2014; ISBN 978 90 2842 400 5; 1343 blz.; € 125,-.