Commentaar: Nieuwe provinciale partij moet meerwaarde nog bewijzen
Twee of drie zetels behalen in de Senaat en daar een belangrijke hindermacht vormen. Dat is de droom van tien nieuwe provinciale partijen die na de Provinciale Statenverkiezingen van 18 maart een nieuwe, gezamenlijke Eerste Kamerfractie willen vormen. De naam: Nederland Lokaal.
De laatste gemeenteraadsverkiezingen maken duidelijk dat nieuwe lokale partijen in een behoefte voorzien: in 2010 en in 2014 sleepten ze meer dan een kwart van de stemmen in de wacht. Veel moderne kiezers zijn grillig, bepalen per verkiezing hun stem en laten zich graag verrassen door een nieuwe, politieke groepering die voor enige reuring zorgt. Voeg daar aan toe dat de boegbeelden van de nieuwe provinciale partijen veelal een stevige aanhang hebben en op lokaal niveau beschikken over de nodige politieke ervaring en de kans dat de droom van Nederland Lokaal straks werkelijkheid is, lijkt reëel.
Of een agenda die lokaal succes oplevert moeiteloos kan worden gevolgd in een provinciale verkiezingsstrijd, zoals de lokale boegbeelden lijken te veronderstellen, is echter zeer de vraag. Het is aan de nieuwe provinciale partijen om dat op 18 maart te bewijzen. En het is aan hen om in de twee campagneweken die nog resteren antwoord te geven op de vraag: Wie zijn ze en wat willen ze?
Uit de mond van de boegbeelden van deze partijen viel daarover tot nu toe nog niet zo veel te vernemen, maar het is duidelijk dat het politiek manifest dat de initiatiefnemers van Nederland Lokaal in 2011 publiceerden voor hen nog steeds richtinggevend is. Daarin bekennen alle inmiddels bij Nederland Lokaal aangesloten partijen (en dus ook de nieuwe provinciale groeperingen!) kleur. „De lokale bestuurders van landelijke partijen zijn meer met hun eigen carrières en hobby’s bezig dan met doen waarvoor ze gekozen zijn: goed, efficiënt en vooral dienstbaar besturen”, opent het document. „Met hun amateurisme verspilden ze op lokaal niveau miljoenen uit de gemeentekassen. (…) De stelling in ons verkiezingsprogramma is dat het op landelijk niveau zelfs nog veel erger is.”
Vervang ”op landelijk niveau” door ”op provinciaal niveau” en het is duidelijk welk statement de nieuwe provinciale partijen willen maken. Hun voormannen –bij gemeenteraadsverkiezingen soms goed voor enkele duizenden voorkeurstemmen–gaan na 18 maart voor dienstbaar en efficiënt bestuur. Wat dat concreet betekent, is de vraag. Anders dan gemeenteraden gaan Provinciale Staten niet over het renoveren van stadsharten, het sluiten van zwembaden of andere spraakmakende dossiers die de lokale politiek soms concreet kunnen maken. Waarin het amateurisme en de spilzucht waartegen de nieuwe partijen ten strijde willen trekken precies is gelegen, is dan ook de vraag.
Provinciale partijen zoals de Partij Nieuw Limburg en de Federatie van Brabantse Onafhankelijke Fracties zijn in de jaren negentig slechts tijdelijke vluchtheuvels gebleken voor mokkende kiezers die besloten zich uit onvrede over het Haagse beleid even van de landelijke partijen af te wenden. Als de voortekenen niet bedriegen, zal het de nieuwe partijen rond Nederland Lokaal niet anders vergaan.