Open brief van prins Bernhard
Hieronder enkele delen uit de brief van Prins Berhard, zoals deze zaterdag is gepubliceerd in de Volkskrant.
– De grenzen van fatsoen zijn door publicisten als Kikkert, Tomas Ross, Hans Galesloot en Philip Dröge mijns inziens ver overschreden. Aangezien ik mij vooral concentreer op zaken uit het verdere verleden, acht ik een gang naar de rechter echter minder toepasselijk en bovendien erg tijdrovend. Ik wil niet het risico lopen dat ik de uitspraak niet meer meemaak.
- Het is evident dat ik mij beperk tot de zaken die ik kan staven en tot de onderwerpen die ik als kwetsend en onwaar beschouw. Ten aanzien van de zogenaamde Hofmanszaak roep ik in herinnering dat de Commissie Beel hiernaar in 1956 een uitputtend onderzoek heeft ingesteld. Het rapport van deze commissie is om formele redenen nog niet openbaar, daarom volsta ik er hier mee mijn vertrouwen uit te spreken dat de openbaarmaking te zijner tijd de rol van alle betrokkenen in deze gecompliceerde aangelegenheid in het juiste daglicht zal stellen. Voor alles wat Lockheed betreft wil ik hier verwijzen naar het uitvoerige rapport van de commissie die deze zaak onderzocht.
– Wat betreft de verhalen over buitenechtelijke kinderen volsta ik met op te merken dat de hardnekkigheid waarmee het onzinverhaal over twee vermeende Londense ’zoons’ recentelijk steeds weer bovenkomt mij echt heeft verbaasd. Deze ’zoons’ zouden door mij in de oorlogsjaren zijn verwekt bij een goede vriendin, Lady Ann Orr Lewis. Kennelijk wordt hier de bewijslast omgedraaid, in die zin, dat ik moet bewijzen wat er niet is. Een onmogelijke opgave. Toch heb ik laten vaststellen dat de Britse geboorteregisters uit die jaren geen inschrijvingen van kinderen van Lady Ann bevatten.
– Als een van de meest bizarre aantijgingen geldt voor mij een tweetal aangelegenheden die verband houden met de periode 1940–1945, namelijk een veronderstelde betrokkenheid bij verraad van de Slag om Arnhem en de zogenaamde Stadhoudersbrief.
Voor wat betreft het eerste onderwerp wil ik een bijzonder interessant nieuw document niemand onthouden. Het gaat om een beëdigde verklaring van een hoge officier die zelf aan Duitse zijde een belangrijke rol speelde bij de Slag om Arnhem. Ik verwijs daarvoor naar het beschikbare rapport en de daarbij behorende documenten.
– Bij de zogenaamde Stadhoudersbrief gaat het om een vermeende brief van 1942, die door mij en volgens sommigen zelfs door mijn vrouw ondertekend zou zijn en waarin ik Hitler (volgens anderen Himmler) zou hebben aangeboden Nederland namens de bezetter te besturen. Met deze onzin geconfronteerd tijdens zijn wekelijkse persconferentie op 8 december 1978 verwees toenmalig minister–president Van Agt het verhaal naar de prullenbak. Ook het NIOD blijft eenzelfde mening toegedaan. Zo schreef NIOD begin 2003 dat ’er niets aan het licht gekomen (is) dat maar enigszins wijst in de richting van de aanwezigheid van deze brief in de NIOD–archieven’. Ten overvloede kan worden opgemerkt dat ook buiten de NIOD–archieven de bewuste brief of een kopie daarvan nooit is gevonden.
– Over mijn moeder zijn vaker heel gemene fantasieën gepubliceerd, zoals het verhaal dat zij in haar jonge jaren een losbandig leven leidde en de suggestie dat zij pro–nazi was. Alle verhalen over danspartijen e.d. zijn onzinnig: mijn moeder kón niet eens dansen en was totaal a–muzikaal. Zeer grievend en ontoelaatbaar acht ik de volgende niet te onderbouwen passage over mijn met naam en toenaam genoemde moeder in het boek van Ross: „Ze herinnerde zich dat ze onder een brug, bij een van de pijlers in een roeibootje op een nacht de liefde had bedreven met twee officieren”. Dit is zonder meer gelogen. Het geeft een beeld van mijn moeder dat ook volgens iedereen die mijn moeder van nabij hebben gekend volledig onwaar is.
– Ik zie het als iets kostbaars op 92–jarige leeftijd tegelijkertijd echtgenoot, vader, grootvader en overgrootvader te zijn. En ook dat ik nog steeds in staat ben om op te komen voor mijn dierbaren, voor mijn ouders en voor mezelf.
Prins der Nederlanden