Opinie

SER kiest verkeerde richting voor pensioenstelsel

Het pensioenstelsel moet drastisch worden hervormd, vindt Marcel van de Grift. Maar de oplossing die de SER aandraagt, is te risicovol.

Marcel van de Grift
27 February 2015 17:15Gewijzigd op 15 November 2020 17:00

Het recente advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) over de toekomst van het pensioen­stelsel is een rapport met lef. Alle heilige huisjes op pensioengebied worden omver gekegeld. Geen middelloonregelingen meer, geen doorsneepremie meer, en een voorwaardelijk pensioen vanaf de pensioendatum. Dat is geen grondige verbouwing meer, maar lijkt meer op een huis dat volledig tegen de vlakte gaat.

Het nieuwe huis staat voor een deel nog op het oude fundament. Maar welk probleem wordt nu opgelost door de overgang naar een volledig nieuw pensioenstelsel? En is er geen alternatief?

In het huidige pensioenstelsel geldt voor de meeste werknemers dat sprake is van een uniforme pensioenopbouw, een uniforme premie (doorsneepremie) en een uniform beleggingsbeleid. In het SER-advies wordt afgestapt van gegarandeerde pensioenopbouw, wordt gekozen voor leeftijds­afhankelijke premies en worden de beleggingskeuzes afhankelijk gemaakt van de leeftijd. Als het aan de SER ligt, kiezen we in Nederland voor individuele pensioenrekeningen, waarbij een aantal risico’s nog met elkaar wordt gedeeld. Middelloon­regelingen, waarbij het pensioen wordt berekend op basis van het gemiddelde salaris dat je tijdens je loopbaan hebt verdiend, worden allemaal beschikbare premie­regelingen – een pensioenvorm zonder garanties. In plaats van een zeker pensioen wordt een kapitaal opgebouwd dat op de pensioendatum wordt omgezet in een (voorwaardelijk) pensioen. De solidariteit wordt uit het huidige pensioenstelsel gesloopt en vervangen door een pensioencontract waarin nog een aantal financiële risico’s met elkaar wordt gedeeld.

Het is begrijpelijk dat de pensioen­sector een beweging naar voren maakt. De huidige pensioen­toezegging kan niet (meer) worden waargemaakt. Tien tot vijftien jaar niet indexeren, waarbij het pensioen wordt gecorrigeerd door de gemiddelde stijging van lonen, en het risico van korten maken de huidige zekere pensioenregeling niet meer geloofwaardig.

Verplicht gestelde pensioenregelingen waren lange tijd te rechtvaardigen. In het algemeen werden betere pensioenresultaten bij pensioenfondsen dan bij verzekeraars behaald (bij verzekeraars meestal geen indexatie, bij pensioenfondsen bijna altijd indexatie). De beschikbare premieregelingen die bij verzekeraars allang bestaan, worden nu als voorbeeld gesteld voor de hele pensioensector. Maar is de voorgestelde oplossing ook de gewenste oplossing?

Ongedekte cheque

De verschuiving van middelloon naar beschikbare premie­regelingen leidt niet per definitie tot betere pensioenregelingen of hogere pensioenresultaten. De risico’s in de pensioenregeling kun je wel verschuiven door over te stappen op beschikbare premie­regelingen, maar dat leidt niet automatisch tot betere resultaten. Ook in een beschikbare premieregeling zijn de risico’s van langer leven, een lagere rente en lagere beleggingsrendementen aanwezig.

De roep om meer keuze­vrijheid rechtvaardigt ook niet de overstap naar het nieuwe stelsel. Zoals de SER ook zelf in het rapport aangeeft, is er in het huidige pensioenstelsel al heel veel keuze­vrijheid. Voorbeelden hiervan zijn de keuze voor de pensioendatum, wel of geen deeltijdpensioen, een hoog-laagpensioen en uitruil van nabestaandenpensioen voor ouder­domspensioen. In de praktijk blijken werknemers veel keuze­vrijheid te willen, maar over het algemeen niet te willen kiezen.

De overgang van het oude naar het nieuwe stelsel zou 100 miljard euro (!) kosten. Dit is in het huidige pensioenstelsel blijkbaar de ongedekte cheque die naar de volgende generaties wordt doorgeschoven. Bij tussentijds ‘afrekenen’ ontstaat deze rekening. Deze 100 miljard euro kun je uitsmeren over heel veel jaren, maar de omvang wordt er niet minder door.

Verlaging ambitieniveau

Iedereen verhuist graag naar een nieuw huis als er ten opzichte van de bestaande woning sprake is van een aanzienlijke verbetering. Wanneer het nieuwe huis dezelfde ongemakken vertoont als het oude huis, is het advies: niet verhuizen!

Wanneer werkgevers en werknemers (terecht) niet bereid zijn nog hogere pensioenpremies te betalen, dan is de verschuiving van het risicodragerschap, zoals de SER voorstelt, maar een van de oplossingsrichtingen. De commissie-Goudswaard, die eerder het kabinet heeft geadviseerd over de toekomst van het pensioenstelsel, heeft als alternatief een verlaging van het ambitieniveau voorgesteld.

De middelloonregeling is nadrukkelijk een keuze, een die tegen het fiscale plafond aan zit (met een opbouwpercentage van 1,875). Maar het is ook mogelijk om een middelloon­regeling te kiezen met een opbouwpercentage van bijvoorbeeld 1,5 per jaar. Twintig procent minder pensioenpremies betekent in Nederland jaarlijks zo’n 5 tot 8 miljard vrij besteedbaar inkomen, wat in de economie kan worden gestopt.

Deze verlaging van de pensioen­ambitie sluit ook aan bij het voorstel dat De Nederlandsche Bank (DNB) onlangs heeft gedaan in het kader van de nationale pensioendialoog. Mensen met een hoog inkomen hebben vaak een relatief hoog opleidingsniveau, een eigen huis, een aanzienlijk financieel vermogen en meer mogelijk­heden op de arbeidsmarkt op latere leeftijd.

Mensen met een lager inkomen hebben kleinere of geen financiële vermogens, zijn vaak lager opgeleid en hebben hierdoor minder kansen op de arbeidsmarkt. Concreet stelt DNB voor dat de pensioenpremie en de opbouw in de toekomst geleidelijk afnemen naarmate het inkomen stijgt. Dat betekent een lagere ambitie, en daarmee een kleinere tweede pensioen­pijler voor mensen met een hoger inkomen.

De auteur is senior pensioenadviseur bij Visser & Visser.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer