Aanslag toont dat kwestie Tsjetsjenië niet opgelost is
Ruim een maand voor de presidentsverkiezingen is de Russische bevolking op onaangename wijze geconfronteerd met een onvervulde verkiezingsbelofte van vier jaar terug van president Poetin.
De bloedige aanslag van vrijdag in de Moskouse metro toont dat ondanks alle mooie woorden er nog steeds geen einde is gekomen aan het Tsjetsjeense conflict. En dat was voor de Russen het belangrijkste motief om vier jaar geleden Vladimir Poetin tot president te kiezen.
Een halfjaar voor die verkiezing was Poetin premier van Rusland geworden, op hetzelfde moment dat Tsjetsjeense rebellen de buurrepubliek Dagestan binnenvielen. Kort daarop vond er ook een aantal bomaanslagen plaats op woonflats in Moskou, waarbij honderden dodelijke slachtoffers vielen. Hoewel het Kremlin deze toeschreef aan de Tsjetsjenen, is dit nooit bewezen.
Wel vormden deze aanslagen de directe aanleiding voor een grootschalige Russische inval in de Kaukasische republiek. Toenmalig premier Poetin kondigde een grootschalige „antiterroristische actie” af, die „voor eens en altijd” de orde moest herstellen in de afvallige republiek. Tsjetsjenen stelde hij gelijk met terroristen, die vernietigd moesten worden, „tot in het toilet” toe.
Door zijn harde aanpak van de Tsjetsjeense kwestie kon hij op grote populariteit rekenen onder de Russische bevolking. Deze feitelijk tweede Tsjetsjeense Oorlog woedde in alle hevigheid toen Poetin op 31 december 1999 onverwacht Boris Jeltsin opvolgde als interim-president.
Binnen drie maanden moesten er nieuwe presidentsverkiezingen worden gehouden. Poetin maakte handig van zijn bevoorrechte positie gebruik om het verloop van de oorlog in Tsjetsjenië rooskleuriger voor te stellen dan het in werkelijkheid was.
De Russische media werden gedwongen een beeld naar buiten te brengen waarin het Russische leger zonder veel bloedvergieten binnen de kortste tijd het grootste deel van de republiek onder controle kreeg. Informatie die hiervan afweek, werd gecensureerd, terwijl twijfelaars aan de oorlog zonder pardon als landverraders werden afgeschilderd. Poetin won de verkiezingen uiteindelijk overweldigend.
Ook na zijn overwinning slaagde hij erin een positief beeld te blijven schetsen van het verloop van de oorlog in de afvallige republiek. Wel groeide de kritiek uit het Westen op de oorlog, maar die verstomde na de terroristische aanslagen in de VS op 11 september 2001.
Het gelukte de Russische president toen het Westen te overtuigen dat Tsjetsjeense rebellen nauw samenwerkten met Bin Ladens al-Qaida. Onder het mom van een „gemeenschappelijk front tegen het terrorisme” heeft het Westen Poetin sindsdien grotendeels de vrije hand gegeven in Tsjetsjenië.
Het Kremlin sprak inmiddels steeds vaker over het einde van de oorlog en de „definitieve oplossing” van het conflict in Tsjetsjenië. De afrondende fase bestond uit het vorig jaar gehouden referendum en de presidentsverkiezingen in de republiek.
Tijdens het referendum, dat werd geboycot door zowel de rebellen als Russische liberale politici, sprak een ongeloofwaardig groot deel van de Tsjetsjeense bevolking zich uit voor een nieuwe grondwet, die bepaalt dat de republiek definitief een integraal onderdeel van de Russische Federatie blijft.
En tijdens de presidentsverkiezingen werd de omstreden pro-Russische Tsjetsjeense bestuurder Achmed Kadyrov gekozen tot Tsjetsjeens president. Hiermee leek voor de buitenwereld de situatie in Tsjetsjenië zich inderdaad te hebben genormaliseerd.
Maar journalisten, mensenrechtenbewakers en hulpverleners, die ondanks grote tegenwerking van de Russische autoriteiten erin slagen kortere of langere tijd in de Kaukasische republiek te werken, schetsen in hun rapporten en verslagen een totaal ander beeld. Kort samengevat komt dat erop neer dat er een permanente staat van oorlog heerst, waarbij zowel het Russische leger en Kadyrovs privé-leger als de rebellen zich te buiten gaan aan grove wreedheden, ook jegens de burgerbevolking.
Dit beeld wordt bevestigd door recente statistische gegevens. Volgens het Russische ministerie van Defensie zijn er vorig jaar 263 militairen in Tsjetsjenië om het leven gekomen. Volgens mensenrechtenorganisaties, zoals het Comité van Soldatenmoeders, moet dit getal met minstens een factor 3 worden vermenigvuldigd.
En volgens het Tsjetsjeense ministerie van Binnenlandse Zaken zijn er in 2003 meer dan 400 burgers verdwenen. Volgens mensenrechtenorganisaties worden zij niet zelden van hun huis of werk meegenomen door Russische militairen of pro-Russische Tsjetsjeense milities, om vervolgens nooit meer terug te keren.
Maar ondanks deze hoge getallen is de Tsjetsjeense kwestie in de aanloop naar de Russische presidentsverkiezingen nauwelijks een onderwerp. Uit een recent onderzoek van het Russische onderzoeksbureau VTSIOM blijkt dat de Russische kiezer (58 procent) het allerliefst ziet dat de nieuwgekozen president van Rusland weer een grootmacht maakt, gevolgd door een eerlijkere verdeling van ’s lands rijkdom onder de bevolking (48 procent).
De enige potentiële presidentskandidaat die het thema Tsjetsjenië de afgelopen weken heeft aangeroerd, de liberale politica Irina Chakamada, werd direct „onpatriottisch gedrag” verweten. Wellicht dat de bomaanslag van vrijdag de Tsjetsjeense kwestie alsnog boven aan de lijst van verkiezingsissues brengt, hoe cynisch de directe aanleiding dan ook is.