Zangavond in Ark van Noach trekt duizend mensen
DORDRECHT. Aan de oproep ”Kom aan boord van de Ark van Noach” gaven zaterdagavond in Dordrecht meer dan duizend mensen gehoor. In de zalen van de ark en over het water van de Merwede weerklonken ”Geprezen zij de Heer” en andere klassiekers uit de bundel van Johannes de Heer.
De weg door het trappenhuis leidt langs verschillende dierenkooien en Bijbelse animatiefilms. Juist deze zaterdagavond is het daar, heel toepasselijk, flink nat van de regen. Al stommelend komt iedereen binnen, want zachter kan het niet op de houten vloeren.
Vanaf het podium in de grote zaal klinkt het geluid van de elektrische piano al terwijl de menigte binnenstroomt: ”Daar ruist langs de wolken”, en ”Van U zijn alle dingen”. En ook ”Als een hert dat verlangt”. Maar dat laatste lied moet een vergissing zijn, want het is niet te vinden in de bundel van Johannes de Heer.
Uitgenodigd
De avond wordt geopend door André Stam. Hij organiseerde met zijn broer en twee zussen al eerder een avond met liederen van Johannes de Heer in de Dorpskerk in Nieuw-Lekkerland. In een gesprek met Johan Huibers, de bouwer van de replica van de ark, werd de familie uitgenodigd om ook zo’n samenzangavond te houden in de ark. „Het is onze God Die ons hier bij elkaar heeft gebracht. Hij is het ook Die alle eer van deze avond moet ontvangen”, aldus Stam.
Na de opening zetten orgel en piano in om Psalm 68:10 te begeleiden. Het kan zijn dat de organist en de pianist elkaar niet goed kunnen horen, maar beiden spelen niet gelijk op. Doordat de akoestiek van de ark ongeveer vergelijkbaar is met die van een verenigingsgebouw, is dat vrij duidelijk hoorbaar.
Biezen kistje
Ds. A. Simons, hervormd predikant te Montfoort, houdt een korte overdenking over Mozes in het biezen kistje. „Het Hebreeuwse woord voor ark komt maar twee keer in de Bijbel voor: in de hoofdstukken in Genesis over de ark, en in de geschiedenis van Mozes in het biezen kistje”, zegt ds. Simons.
Jochebed legde in een tijd waarin de kinderen in de rivier werden geworpen, haar zoontje in een ark. „Ze had hem in het geloof ontvangen, en ze gaf hem in geloof over aan het water van de rivier. In de Bijbel is de rivier het beeld van het oordeel. Moeders, hebben jullie ook een biezen kistje klaarstaan voor je kind? Wie durft haar kind toe te vertrouwen aan die Ark, aan Christus, veilig in het dreigende water? Ik mag u wijzen op Hem. Net als de ark was Hij niet aantrekkelijk voor de wereld, maar Hij is wel de enige veilige schuilplaats in de vloed.”
Opdracht
”Ach, blijf met Uw genade, Heer’ Jezus, ons nabij” is het tweede lied dat klinkt in de goedgevulde zaal. Nog steeds komen er mensen binnen, totdat de ruimte waarin zo’n duizend stoelen kunnen staan helemaal vol is. Moeiteloos gaat pianist André Stam bij vers 4 over van de piano naar het meezingen door de microfoon. Bij vers 5 begeleidt hij het zingen weer.
Johan Huibers, bouwer van de ark, geniet enorm van de avond. „Geweldig! Zo moet het straks in de hemel ook zijn. Dit is hemels.” In een korte toespraak vertelt hij over de totstandkoming van de grote boot. „Ik moest deze boot bouwen van God. Jullie moesten hier komen, vanavond. Ik vraag me weleens af: Wat zou er gebeurd zijn als Noach geen gehoor had gegeven aan de stem van God? Als wij ons elke morgen vijf minuten terugtrekken, kunnen we Gods stem horen. Ik vraag elke morgen of God iemand op mijn pad wil sturen die ik van Hem kan vertellen. En de ark is daar een middel voor.”
Huibers ervoer dat hij zelf niet het vermogen had om de replica van de ark te bouwen. „Elke dag moest God weer zeggen hoe het verder moest. Maar Hij zei ook door Zijn Woord: „Wees moedig en sterk, ban angst en twijfel uit je hart.” Ik was voor dit werk totaal ongeschikt, maar wel beschikbaar. Stel jezelf beschikbaar en God maakt je geschikt.”
Refrein
Later op de avond zingt André Stam met zijn zus Dineke het daarbij passende lied: ”Is uw leven voor and’ren ten zegen?” „Ons refrein is als een gebed”, licht Dineke toe. Even later klinken de stemmen van broer en zus opnieuw: „Maak mij ’t kanaal van Uw zegen, o Heer.”