De actuele betekenis van Bachs cantates
„Wat een vreselijke teksten!” verzuchtte een vrouw eens achter me tijdens een concert met cantates van Bach. Het illustreert dat de teksten bij Bachs muziek heel ver af kunnen staan van hedendaagse mensen. Dat blijkt ook uit het boek waarin Barend Schuurman de teksten en muziek van Bach van een toelichting voorziet.
De teksten bij de cantates van Johann Sebastian Bach (1685-1750) komen uit een totaal andere culturele en theologische wereld dan de onze. Desondanks zijn de cantates bijzonder geliefd. Dat zal te danken zijn aan de weergaloze muziek die de tekst vergezelt en waarmee de Leipziger cantor het Evangelie zoals dat in zijn tijd begrepen en beleden werd „een levende stem” (Luther) gaf.
De afgelopen twee decennia zijn er verschillende Nederlandstalige boeken uitgegeven over de cantates. Zo’n twintig jaar geleden verscheen de driedelige serie ”De wereld van de Bach cantates”, onder redactie van Christoph Wolff en Ton Koopman. Gert Oost publiceerde in 2006 ”Aan de hand van Bach”, waarin hij tekst en uitleg bij een jaargang Bachcantates gaf. Twee jaar later bracht Arie Eikelboom zijn boek ”Vier cantates van Johann Sebastian Bach toegelicht” op de markt. Uitvoerige Nederlandstalige toelichtingen zijn ook te vinden in de cd-boeken uit de lopende serie ”Bach in context”.
Het lijstje is eind vorig jaar uitgebreid met een kloek boek van bijna 600 bladzijden: ”Bachs cantates toen en nu”, geschreven door de theoloog, kerkmusicus en dirigent Barend Schuurman. Toen Schuurman in de periode 1966-2005 cantor-dirigent van Rotterdamse Laurenskerk was, voerde hij veel Bachcantates uit en schreef hij daar bovendien toelichtingen bij. Deze toelichtingen heeft hij bijeengebracht in het eerste deel van zijn boek (blz. 21-441).
Schuurman licht niet alleen successievelijk de cantatedelen toe, maar geeft bovendien nuttige achtergrondinformatie over uiteenlopende aspecten, zoals kerkliederen die in de cantate gebruikt worden. De toelichtingen laten zien dat de auteur als kerkmusicus en dirigent jarenlang intensief met de cantates bezig geweest is; de lezer van zijn boek kan daar nu volop van profiteren. Waardevol vind ik ook dat de teksten steeds integraal zijn afgedrukt.
Onafscheidelijk
Bij de toelichtingen maakte ik weinig kanttekeningen. Wel bijvoorbeeld bij de bekende cantate ”Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit” (”Actus tragicus” BWV 106), waarvan Schuurman beweert dat Bach het libretto van een bevriende predikant kreeg. De cantatetekst is echter vrijwel geheel ontleend aan het destijds populaire gebedenboek ”Christliche Bet-Schule” (1665) van Johann Olearius.
Het tweede deel van Schuurmans boek gaat over de werkzaamheden van Bach. Daarbij kiest de auteur geen chronologische indeling, maar een muzieksociologische: hij beschrijft Bachs muzikale leven aan de hand van respectievelijk huismuziek, hofmuziek, stadsmuziek en kerkmuziek. Dat is een originele benadering, maar ze is problematisch omdat de terreinen vaak onafscheidelijk zijn.
Met de sociologische indeling wil Schuurman ook aantonen dat het „zeer aanvechtbaar” is om Bach in de eerste plaats te associëren met kerkmuziek. De auteur heeft mij hiervan allerminst overtuigd.
Deel 3 biedt een duidelijk overzicht van oorsprong en ontwikkeling van de cantate.
Fragmentarisch
In het vierde deel van het boek beschrijft Schuurman allereerst de theologische wereld waarin Bachs cantateteksten ontstonden. Opmerkelijk is dat Luther en diens theologie in het desbetreffende hoofdstuk nergens genoemd worden. Evenmin is er aandacht voor de theologische scholing van Bach, zijn contacten met theologen, zijn theologische bibliotheek (met onder andere twee uitgaven van Luthers verzamelde werk) en zijn keuze voor biechtvaders, iets wat indirect informeert over Bachs theologische ligging.
Deze afwezigheid is verklaarbaar: het is Schuurman niet te doen om de specifiek 18e-eeuwse lutherse achtergronden van Bach en zijn cantateteksten. Het gaat hem breder om het klassiek-christelijk geloof dat in de cantates verwoord wordt en waarin God, Jezus Christus, zonde en vergeving, dood, opstanding en eeuwig leven centraal staan. Vanuit die optiek krijgt de lezer voldoende beeld van de theologische achtergronden, hoewel Schuurmans uiteenzetting meer dan eens erg fragmentarisch en (te) kort door de bocht is.
Nieuwe visie
In hoofdstuk 13 en 14 komt Schuurman met een nieuwe visie, die hij vindt passen in onze tijd, waarin afscheid is genomen van „autoritair-dogmatisch” christelijk geloof. De vraag is hoe Bachs cantateteksten vandaag de dag desondanks van betekenis kunnen zijn.
Theologisch verschil ik fundamenteel van mening met Schuurman, toch vond ik het interessante hoofdstukken. Ik vraag me namelijk regelmatig af hoe mensen die afscheid hebben genomen van het klassiek-christelijk geloof naar Bachs cantateteksten luisteren. Slaken zij enkel verzuchtingen zoals de vrouw die achter me zat? Of kunnen de teksten op een andere manier voor hen toch van betekenis zijn?
Volgens Schuurman is dat laatste het geval. Vanuit het gedachtegoed van de Duitse filosoof Karl Jaspers (1883-1969) komt hij met een visie waarin Jezus in wezen niet meer is dan een symbool („Chiffre”) dat de mens in contact kan brengen met het transcendente. Daarbij kunnen kunstenaars en musici –onder wie Bach met zijn cantates– een rol vervullen.
Schuurman verwerpt dus de klassiek-christelijke visie op bijvoorbeeld Jezus’ dood en opstanding, zoals die in Bachs cantates verwoord wordt. De historische Jezus heeft naar Schuurmans overtuiging bestaan, maar van de „kerkelijke Christus” neemt hij afstand. „We zijn het er vandaag over eens dat Jezus de joodse religie aanhing en dat hij zichzelf nooit als God-op-aarde heeft gezien. De traditie heeft dat van hem gemaakt”, schrijft hij.
Hoezo zijn ”we” het daarover eens? Tot die ”we” behoren toch zeker niet de tientallen miljoenen christenen die wereldwijd niet alleen de historische Jezus aanhangen, maar Hem ook als de Christus, de God-Mens, Middelaar tussen hemel en aarde, belijden?
Ik wil maar zeggen: bij christenen die klassiek-christelijke dogma’s en geloofsvoorstellingen volop eigentijds en actueel vinden, zal Schuurmans visie op de cantateteksten hoofdzakelijk tegenstand en aversie oproepen. Zij zullen het meeste hebben aan het omvangrijke eerste deel van het boek: de toelichtingen op de cantates. Op een enkele uitzondering na loopt Schuurman hen en Bach daar niet voor de voeten met zijn opvattingen.
N.a.v. Bachs cantates toen en nu. Toelichtingen en overwegingen bij tekst en muziek van het centrale werk van Johann Sebastian Bach, Barend Schuurman; uitg. Damon, Budel, 2014; ISBN 978 94 6036 196 8; 592 blz.; € 49,90.