„Er is nog nooit zo veel te bespreken geweest”
Hét item op de komende Landelijke Vergadering -zeg: generale synode- van de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) wordt zonder twijfel het vorig jaar verschenen rapport ”Vrouwelijke ouderlingen en predikanten?”. Maar ook andere belangrijke zaken zullen de aandacht vragen. Ds. J. Bouma: „Er is nog nooit zo veel te bespreken geweest.”
”Nederlands gereformeerden, kies voor eenheid!” kopte opinieblad CV.Koers deze week. Volgens het blad dreigt het bewuste rapport „een splijtzwam te worden in de samensprekingen met christelijke gereformeerden en vrijgemaakten”, en dat „juist op het moment dat eenheid zo dichtbij is in vele plaatselijke kerken.” De NGK zouden er „beter aan doen het onderwerp gezamenlijk met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) en de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) te bespreken.”
Ds. Bouma, preses van de vorige Landelijke Vergadering, die van Amersfoort (2001), toont zich optimistischer. „Ik verwacht niet dat het rapport een breekpunt zal worden.”
Volgende week zaterdag, 14 februari, gaat in Lelystad de Landelijke Vergadering (LV) 2004 van start. In acht zittingen, de laatste op 26 juni, komt een breed scala aan onderwerpen aan de orde. Een greep: een vuistdik rapport van de commissie akkoord van kerkelijk samenleven (AKS), waarin deze voorstellen doet tot actualisering van het AKS (de kerkorde van de NGK), onder meer op het punt van de rechtspositie van predikanten. Een eveneens uitvoerig rapport van de commissie voor contact en samenspreking met andere kerken, lees: de CGK en de GKV. Verder: een rapport van de commissie meldpunt voor seksueel misbruik in pastorale relaties, waarin zij de LV voorstelt akkoord te gaan met de oprichting van een meldpunt, ondergebracht in een afzonderlijke stichting en gedragen door de NGK, de CGK en de GKV. Een drietal rapporten van de commissie vrouwelijke ouderlingen en predikanten, en de reacties daarop vanuit de CGK en de GKV. Ten slotte, om niet meer te noemen, een rapport van de financiële commissie - dat zeker niet zonder slag of stoot zal worden aanvaard; en een omvangrijk rapport over de opleiding en begeleiding van predikanten binnen de NGK.
Laatstgenoemde kwestie hield ook de voorgaande drie LV’s al bezig. Tot op heden kon echter geen overeenstemming worden bereikt. Het gaat dan ook om een gevoelig punt. Vanouds speelt het Nederlands Gereformeerd Seminarie (NGS) een belangrijke rol in de opleiding van toekomstige NGK-predikanten. Binnen de kring van het seminarie leeft grote zorg over „de toenemende verwetenschappelijking van de opleidingen tot predikant”: de (christelijke gereformeerde) Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) en de (vrijgemaakte) Theologische Universiteit Kampen (ThuK). Het NGS ziet zichzelf als een „domineesopleiding”; niet als een theologische opleiding.
Het rapport zoals dat nu voorligt, stelt (opnieuw) voor „een opleiding tot predikant te starten die aanleunt tegen en geïntegreerd is in die van de TUA, waarbij studenten voor een deel van hun opleiding theologisch onderwijs volgen bij door de kerken aangewezen docenten, op basis van door de TUA verleende vrijstellingen”, en, ten tweede, „een instituut op te richten dat verantwoordelijk is voor het verzorgen van dit door eigen docenten te geven onderwijs en dat tevens de taak heeft studenten die in onze kerken predikant willen worden tijdens hun opleiding te begeleiden.” Het instituut zou per 1 september 2005 kunnen starten.
Hoewel de weerstand vanuit het NGS tegen „een opleiding, aanleunend tegen de TUA”, nog altijd niet volledig is weggenomen, heeft ds. Bouma „goede hoop dat de LV er dit keer wel uitkomt. Ik verwacht dat het rapport breed gedragen wordt. Er hebben inmiddels heel wat gesprekken met het bestuur van het seminarie plaatsgehad. Die hebben in elk geval tot effect gehad dat er meer openheid naar elkaar is ontstaan. Het rapport probeert ook nadrukkelijk tegemoet te komen aan de bezwaren binnen de kring van het NGS.”
Het rapport van de commissie voor contact en samenspreking met andere kerken vermeldt, behalve de stand van zaken waar het gaat om de gesprekken met de GKV en de CGK, ook de contacten met een aantal gereformeerde kerken (synodaal) die vrezen in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) hun zelfstandigheid te verliezen en die niet gerust zijn op het bijbelgetrouwe karakter van deze kerk. Het was de gereformeerde kerk van Westbroek die vorig jaar zomer verzocht toegelaten te worden tot het verband van de NGK. Gesprekken werden vervolgens gevoerd met vertegenwoordigers van een groep die zo’n twintig gereformeerde kerken omvatte. De commissie vraagt de LV nu haar gevoerde beleid te beoordelen, maar ook duidelijkheid te scheppen over de procedure die in de toekomst moet worden gevolgd. „Daarbij valt te bedenken dat het heel goed bij de ene kerk van Westbroek kan blijven, terwijl het ook om een zo grote operatie kan gaan -hier en daar zijn aantallen van 50.000 leden genoemd- dat er een of meer mensen voor vrijgesteld moeten worden.”
Ook ds. Bouma kan niet zeggen hoeveel gereformeerde kerken of kerkleden op dit moment de overstap naar de NGK nog overwegen. „Ik krijg geen duidelijke signalen. De gesprekken hebben in stilte plaats, en de resultaten daarvan zijn mij niet bekend.”
Wat betreft de contacten met de CGK meldt het rapport dat er met dit kerkverband sinds 2001 op officieel niveau geen gesprekken meer hebben plaatsgehad. „Het is er tot op heden niet van gekomen.” De christelijke gereformeerde synode van Haarlem-Noord besloot in 1998 de besprekingen met de NGK voorlopig te verbreken.
Wél sprak de commissie met deputaten kerkelijke eenheid van de GKV - die in 1999 het besluit namen de verkennende contacten met de NGK te beëindigen. Op regionaal niveau werden bezinningsbijeenkomsten georganiseerd. „We zijn vruchtbaar bezig geweest”, luidt het in het rapport. „Er was ontspannenheid en openheid, we hebben het idee dat we over en weer elkaars intenties beter zijn gaan begrijpen, we zien iets groeien dat om een vervolg vraagt. Er moet nog worden doorgesproken over de spanning tussen ruimte en binding, over de kern en de rand van de belijdenis, en over de toelating tot het avondmaal.”
Het rapport ”Vrouwelijke ouderlingen en predikanten?”, dat in mei vorig jaar het licht zag, lijkt deze ontwikkeling in de weg te staan. Zowel de CGK als de GKV wezen de voorstellen in dit rapport af. „De brug is nog niet geslagen”, concludeerde de Nederlands gereformeerde commissie vrouwelijke ambtsdragers en predikanten in haar reactie. Ds. Bouma, laconiek: „De brug is dus nog niet opgeblazen.”
„Ik weet niet hoe de LV zich over het rapport zal uitspreken”, zegt de Kamper predikant. „Zelf vind ik het een heel zorgvuldig, genuanceerd rapport, dat ook recht probeert te doen aan de opvattingen van de tegenstanders van vrouwen in het ambt. Ik hoop dat er binnen onze kerken ruimte zal zijn voor dit geluid.”
Hij verwácht dat wel. „Maar het is moeilijk te zeggen. Binnen onze regio (classis, red.) houden de voor- en tegenstanders elkaar ongeveer in evenwicht. Hoe dat landelijk is, weet ik niet goed.” Algemeen wordt overigens aangenomen dat de voortvarendheid waarmee dit rapport totstandkwam, te maken heeft met de mogelijke overkomst van synodaal-gereformeerde kerken.
In CV.Koers roept prof. dr. J. W. Maris, voorzitter van de christelijke gereformeerde deputaten eenheid gereformeerde belijders, de LV van Lelystad op een zorgvuldige beslissing te nemen. „Ik hoop op een beslissing die recht doet aan het Woord van God.” Op plaatselijk niveau kan aanname van het rapport „zeker tot fricties leiden”, vermoedt hij.
Het zal zo’n vaart niet lopen, zegt ds. Bouma. „Kán tot fricties leiden, zegt prof. Maris. In veel plaatsen zijn inmiddels heel goede contacten tussen Nederlands gereformeerden en christelijke gereformeerden of vrijgemaakten. Een vrouwelijke diaken blijkt dan echt geen belemmering te zijn. Nee, ik deel de zorg van prof. Maris niet. We hebben als kerken zoveel dingen gemeen; we staan voor dezelfde zaak. Dan hoeft deze kwestie toch niet tot verwijdering te leiden? Bovendien: ook in christelijke gereformeerde en vrijgemaakte kring zullen de vragen zoals wij die al jaren onder ogen zien, ongetwijfeld een keer op tafel komen.”