Commentaar: Moslim en christen
Rond de jaarwisseling pleitte het Kamerlid Öztürk er in deze krant voor: laten christenen in Nederland vaker samen optrekken met moslims, om gezamenlijk protest aan te tekenen tegen aantastingen van de vrijheid van godsdienst. Hier is immers sprake van een gedeeld belang? Als PVV-politici roepen dat alle moskeeën gesloten moeten worden, moeten ook christenen protesteren, vindt Öztürk. En omgekeerd moeten moslims in actie komen als christenen het leven zuur wordt gemaakt.
Het is een sympathiek pleidooi dat herinneringen oproept aan wat de Amersfoortse predikant ds. W. Visscher tien jaar geleden al betoogde: laten christenen en moslims, die het op ethische punten (abortus, euthanasie) vaak eens zijn, een strategisch beraad starten tegen de oprukkende liberale intolerantie.
Die intolerantie is sindsdien alleen maar gegroeid. Zie het voorstel tot het inzetten van ”mensenrechtenambassadeurs” die én orthodoxe protestanten én conservatieve moslims een andere kijk op homoseksualiteit moeten gaan aanpraten.
Dat er van een gezamenlijk optrekken van christenen en moslims –op een enkele uitzondering na– niets terechtkomt, is dus enerzijds verwonderlijk, maar anderzijds ook zeer begrijpelijk. Tussen islam en christendom gaapt nu eenmaal een diepe kloof: theologisch, emotioneel en sociaal. Eén belangrijke barrière werd onlangs in deze krant belicht door dr. S. Janse. Het is de persoon van islamstichter Mohammed, die christenen niet anders kunnen beschouwen dan als een afkeurenswaardige geweldenaar met bloed aan zijn handen. Het grote probleem is, aldus Janse, dat zelfs het stellen van vragen hierover door moslims reeds als heiligschennis wordt ervaren.
Nu zou je kunnen betogen dat dit zaken uit een ver verleden zijn, die je in het gesprek met moslim beter kunt laten liggen. Maar dat is een flauwe vorm van verstoppertje spelen. De fundamenteel verschillende kijk op Mohammed én op het gebruik van geweld, toen en nu, maakt dat het contact tussen christenen en moslims al snel stroef wordt en op grenzen stuit.
Toegegeven, honderdduizenden moslims keuren tegenwoordig het gebruik van geweld af. Maar daar tegenover staan –en dat is een tweede aspect van de diepe kloof tussen christenen en moslims– duizenden en duizenden moslims, ook in Nederland, die relatief veel begrip tonen voor hun radicale geloofsgenoten die wel naar het middel van terreur grijpen, en die buitenlandse haatimams argeloos uitnodigen voor benefietbijeenkomsten.
Daarom moeten we van een bondgenootschap tussen christenen en moslims maar niet te veel verwachten. Het hoogst haalbare is waarschijnlijk dat we elkaar niet onnodig irriteren, onderlinge vijandbeelden niet nodeloos versterken en dat christenen vreedzame moslims die uit geweldsoproepen in de Koran géén praktische consequenties trekken, vriendelijk blijven bejegenen en primair zien als met een ziel begiftigde schepselen van God.
Als moslims en christenen elkaar in Nederland niet –zoals elders ter wereld wel gebeurt– daadwerkelijk in de haren vliegen, is dat op zich al een zaak om dankbaar voor te zijn.