Zijn eigendom
Hooglied 2:16a

„Mijn liefste is mijn en ik ben Zijn.”
Sommige gelovigen hebben in de gewone weg een zoete verzekering ontvangen van hun eeuwig geluk en zaligheid. De apostel zegt in naam van de heiligen: „Wij weten dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit de hemel is, overkleed te worden” (2 Korinthe 5:1-3).
Deze verzekering zet hen in triomf op de troon. Wij hebben een huis, een huis in de hemel, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. Wij hebben een huis, een hemels huis, een huis gemaakt door de grootste wijsheid en de hoogste liefde. Een huis dat, wat betreft eer, vermaak, rijkdom, veiligheid, duurzaamheid, heerlijkheid en onvergankelijkheid, alle koninklijke paleizen in de wereld overtreft. Het is een huis „niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.”
Zo zegt de kerk in Salomo’s Hooglied: „Mijn Liefste is mijn en ik ben Zijn.” De bruid zegt: Ik weet dat Jezus Christus de mijne is. Ik kan het met het grootste vertrouwen en vrijmoedigheid bevestigen. Hij is mijn Hoofd, mijn Man, mijn Heere, mijn Verlosser, mijn Rechtvaardigmaker, mijn Zaligmaker en ik ben de Zijne. Ik ben er zo zeker van dat ik de Zijne ben, als ik zeker ben dat ik leef.
Thomas Brooks, predikant te Londen (”De hemel op aarde”, 1657)