Blinde dichteres van het eenvoudige geestelijke lied
Tot veertig jaar na haar overlijden werd haar grafsteen gemarkeerd met de woorden ”Aunt Fanny” en de inscriptie: „Ze heeft gedaan wat ze kon.” Meer dan 3000 liedteksten schreef de Amerikaanse Fanny Crosby (1820-1915) in haar lange leven, en dat deed zij terwijl zij blind was.
De nieuwe grafsteen geeft meer informatie dan de oude. Daarop staat onder meer de eerste strofe van haar bekende lied: ”Blessed assurance, Jesus is mine!” (Gezegende verzekering, Jezus is mijn!” Nog altijd wordt deze hymne in vele landen gezongen en is hij tot troost van verdrukte gelovigen. Donderdag 12 februari is het honderd jaar geleden dat Fanny Crosby heenging.
Fanny Jane Crosby werd niet blind geboren, maar kreeg kort na haar geboorte in 1820 in Southeast een oogontsteking. De plaatsvervangend huisarts gebruikte heetwaterkompressen om de ontsteking te bestrijden, maar hierdoor werd zij voorgoed blind. Zij groeide op in een onbetekenend dorpje in de staat New York. Haar vader claimde een directe afstamming te zijn van William Brewster, de Pilgrim Father die met een groep Engelse puriteinen in 1620 de Plymouthkolonie in Noord-Amerika stichtte.
Vader Sylvanus Crosby stierf toen Fanny een jaar oud was. Moeder en dochter namen de zorg voor het arme gezin op zich. Fanny bleek een schrander meisje te zijn dat goed met haar handicap wist om te gaan. Zij leerde bomen en planten te onderscheiden door ze aan te raken en eraan te ruiken.
Franny groeide op in een presbyteriaans milieu waarin de noodzaak van wedergeboorte en bekering werd benadrukt. In de kerk, waar geen orgel aanwezig was, werden alleen psalmen gezongen. De leer die er werd gebracht was calvinistisch: in de prediking stond Gods soevereine genade centraal. Fanny’s godvrezende grootmoeder sprak vaak met haar over dingen die eeuwigheidswaarde hadden. Fanny leerde bidden; ze vroeg de Heere of zij met haar blindheid wel bekeerd kon worden. Die vraag maakte haar moedeloos, maar toen ze acht jaar oud was, schreef ze haar eerste lied: ”Oh, wat een gelukkig kind ben ik”. Zij zag dat zij ten opzichte van andere mensen nog zo veel zegeningen had.
Depressief
Al kende Fanny geen krachtdadige bekering, zoals haar moeder en grootmoeder, toch leerde zij al jong God vrezen. Zij was leergierig, had gevoel voor muziek en dichtkunst en ontwikkelde zich snel. Toen zij vijftien jaar oud was, ging zij naar het blindeninstituut in New York, waar zij zeven jaar lang verbleef. In die tijd kwam zij in aanraking met de hymns van Charles Wesley en Isaac Watts. De geestelijke liederen uit de tijd van de Great Awakening (grote opwekking) rond 1740 spraken haar erg aan, maar voor zichzelf miste zij nog de vrijmoedigheid om van Christus te getuigen. Zij had wisselende stemmingen en was nogal eens moedeloos. Het benauwde haar dat zij geen bekeringservaring zoals haar grootmoeder had. Toch ging haar hart naar Christus uit en hoopte zij tot de zekerheid te komen dat zij een kind van Gods was.
Toen er in 1849 een choleraepidemie uitbrak, was Fanny bang besmet te worden. Dood en eeuwigheid kwamen dichterbij en dat maakte haar depressief. Kon zij wel sterven? In de Broadway Tabernacle in New York begon in deze tijd een opwekking die ook op Fanny grote indruk maakte. Zij mocht zich aan Christus overgeven en kwam tot zekerheid. Aan de voet van Golgotha’s kruis vond zij vergeving van haar zonden, waarvan ze in zo veel liederen zou getuigen. Bijvoorbeeld in ”At the Cross” (Bij het kruis) uit 1900: „…For I fell at the feet of the Holy, And above me a voice said, „Be Mine.”” (Want ik viel aan de voeten van de Heilige, en boven mij sprak een stem: „Wees van Mij.”)
Gebedssamenkomsten
Op het blindeninstituut leerde zij piano en gitaar spelen. Daarnaast kreeg zij zo’n goede opleiding dat zij van 1847 tot 1858 op een school in New York les mocht geven in Engels en geschiedenis. In 1858 trouwde zij met Alexander van Alstyne, een blinde musicus. Zij kregen een dochter, Frances, die echter kort na de geboorte stierf.
In die jaren vond de Second Great Awakening (de tweede grote opwekking) in Noord-Amerika en ook in Europa plaats. In New York ontstonden spontaan gebedssamenkomsten, die door duizenden werden bijgewoond. Velen kwamen tot bekering en dit had ook een geweldige impact op de samenleving. Fanny woonde gebedsbijeenkomsten bij in de kerk van Henry Ward Beecher, de Plymouth Congregational Church.
De opwekking bracht ook grote veranderingen met zich mee voor het geestelijke lied. Fanny Crosby werd een van de bekendste componisten van hymns. De liederen uit de tijd van de Second Awakening slaan op hetzelfde aambeeld als de hymns van bijvoorbeeld Charles Wesley, maar hebben niet zo’n diepgaande inhoud. Ze gaan meer over Christus en het kruis, dan over de strijd die er volgt op het verenigd worden met Hem. De lofprijzing is sterk aanwezig, terwijl het belijden van zonde en schuld niet zo sterkt tot uitdrukking komt.
Harmonium
Deze nieuwe trend van zogenoemde American Gospelhymns werd vooral geïntroduceerd door de opwekkingsprediker D. L. Moody (1837-1899), die na het hoogtepunt van de Awakening als evangelist het land door trok, later vergezeld door Ira D. Sankey. Moody vertolkte op indringende en appellerende wijze de evangelieboodschap en Sankey zong liederen die hij voor een groot deel zelf maakte. In deze tijd werd het harmonium populair, niet alleen voor gebruik tijdens massabijeenkomsten maar ook in de huiskamers.
De zangbundel van Sankey werd in duizenden exemplaren verspreid en ook in andere talen gedrukt. Zo vormde hij de basis van de liederenbundel van Johannes de Heer.
Ook liederen van Fanny Crosby kregen, naast bekende als ”Just as I am” van Charlotte Eliott en ”Nearer my God to Thee” van Sarah Flower Adams, een plaats in de ”hymnals”. Fanny zelf schreef de teksten en anderen zorgden voor de melodieën. Uitgevers zagen brood in Fanny’s liederen. Voor haar was dit een verhoring van haar gebed om haar talenten voor Gods Koninkrijk te mogen gebruiken. Vooral William Bradbury (1816-1868) leverde melodieën voor haar liederen. Zij ontmoetten elkaar in een hotel en sindsdien vermenigvuldigden zich haar teksten die in liederen werden omgezet. Bradbury gaf haar de verzekering dat zij altijd werk zou hebben, want hij beschikte over een uitgeverij om haar liederen in druk en muziek om te zetten en te verspreiden.
Eenvoudig
Crosby’s talenten werden ook bij anderen bekend, zoals bij de dichteres Phoebe Palmer Knapp, die een van haar beste vriendinnen werd. Phoebe introduceerde haar in hogere kringen waar zij normaliter nooit kwam. Zo bouwde Crosby een netwerk op dat door haar toenemende bekendheid steeds groter werd. Zij bleef echter de eenvoudige plattelandsvrouw en –wat nog belangrijker is– haar leven getuigde van liefde en nederigheid. In 1867 schreef Fanny: ”Pass me not, O gentle Saviour”, dat de gevoelens van velen vertolkte en daarom overal in het land en ver er buiten werd gezongen:
„Pass me not, O gentle Saviour,
Hear my humble cry,
While on others, Thou art smiling,
Do not pass me by.”
(Ga mij niet voorbij, o Heiland,
ga mij niet voorbij.
Wijl Gij and’ren zegent, Heiland,
zegen nu ook mij.)
Daarna werd het bekende lied ”Safe in the arms of Jesus” (Veilig in Jezus’ armen) geboren. Het lied ”All the way my Saviour leads me” werd in 1875 gepubliceerd en is misschien wel haar bekendste lied geworden.
Gedichten
Crosby’s eerste dichtbundel, die in 1844 werd uitgegeven, was ”A blind girl and other poems”, negen jaar later gevolgd door ”Montery and other poems”. Door de jaren heen schreef zij voor Bradbury en andere componisten, onder wie Ira Sankey, Philip Philips en Philip Bliss. Een hoogtepunt voor haar was dat zij bij de begrafenis van president Ulysses S. Grant in 1885 haar eigen lied ”Veilig in Jezus’ armen” mocht spelen.
Het dichten ging niet altijd zo gemakkelijk. Voor elk lied boog zij haar knieën en bad zij om inspiratie. Zij was bemoedigd als zij hoorde dat haar liederen anderen tot zegen waren. Zo leidde haar ”Rescue the perishing” (Red hen die vergaan) bij velen tot bekering. Een Engelsman schreef aan Sankey: „Door de genade van God dank ik mijn bekering aan het kostbare lied ”Rescue the perishing”. Ik leefde ver bij de Zaligmaker vandaan en was zonder hoop in Jezus…”
Maar ook kinderen van God werden getroost door Fanny’s hymns. De liefde van de Zaligmaker die erin naar voren komt, raakte vele harten. In 1894 schreef Crosby haar laatste bekende lied, ”Saved by grace” (Door genade gered). Zij introduceerde het lied tijdens de Northfield Bibleconferentie. Daar vroeg Sankey haar om ook iets te zeggen, maar zij voelde zich te verlegen om dat te doen. Toch ging zij naar voren en sprak enkele woorden. Daarna declameerde zij haar lied ”Some day”, dat haar verlangen vertolkte om de Zaligmaker in heerlijkheid te mogen zien. „And I shall see Him face to face, And tell the story – saved by grace” (Dan zal ik Hem zien, van aangezicht tot aangezicht. En de geschiedenis vertellen – gered door genade).
Kinderlijk geloof
Een grote slag voor Crosby was het overlijden van haar man in 1902. Fanny leefde daarna nog dertien jaar. In de winter van 1904/1905 werkte zij aan haar autobiografie, ”Memories of eighty years” (Herinneringen aan tachtig jaren). Zij behield tot de laatste dag van haar leven het kinderlijke geloof in de Zaligmaker. Toen haar einde naderde zag zij de dag van haar heengaan met verlangen tegemoet. Begin februari 1915 schreef zij haar zwanenzang, ”At evening it shall be light” (In de avond zal het licht zijn). Zij getuigde van de hoop die in haar was.
Op de leeftijd van bijna 95 jaar werd voor haar werkelijkheid wat zij dichtte: „Some day the silver cord will break. And I no more as now shall sing, But oh, the joy when I shall wake. Within the palace of the King!” Vrij vertaald: „Op een dag zal het zilveren koord breken. Dan zal ik niet meer zingen. Maar wat een blijdschap zal het zijn als ik in het paleis van haar Heere en Koning zal ontwaken.” Fanny Crosby overleed op 12 februari 1915 in Bridgeport, waar nog altijd haar laatste rustplaats is te vinden.
Volle verzekering
Blessed assurance, Jesus is mine!
O what a foretaste of glory divine!
Heir of salvation, purchase of God,
Born of His Spirit, washed in His blood.
(Melodie J. F. Knap)
Nederlandse versie:
Volle verzeek’ring, Jezus is mijn!
Wat schenkt dat rust aan ’t volgzaam gemoed.
In Hem zal ’k zalig, zalig steeds zijn,
wedergeboren door Jezus’ bloed.
(Bundel Johannes de Heer, nr. 197)