Zendelingen OMF geven eerst hun hart
Kerkelijke zending of geloofszending? Álle zending geschiedt door het geloof, zegt ir. Willem van Dis, directeur van OMF Nederland. „Als je hart niet geraakt is door Jezus en je geen oog hebt voor de andere cultuur, gebeuren er veel ongelukken, ook in de kerkelijke zending.”
De zendingsorganisatie Overseas Mission Fellowship (OMF) viert vanaf volgende week met een vijftal bijeenkomsten haar 150-jarig bestaan. Ze begon in 1865 als China Inland Mission, opgericht door de befaamde Engelse zendingspionier James Hudson Taylor (1832-1905). In 1895 gaf hij leiding aan 641 zendelingen, van wie ongeveer de helft werkzaam in China, in een destijds zo goed als gesloten rijk.
OMF heeft in de anderhalve eeuw van haar bestaan haar vleugels breed uitgeslagen, buiten China. Momenteel begeleidt ze 1400 werkers in Zuidoost-Azië, zoals Thailand, Vietnam, de Filipijnen, Indonesië, Cambodja en tal van andere landen in het Verre Oosten.
Thuisfront
OMF is gebaseerd op het principe dat alle zendingswerkers gesteund worden door een thuisfront, in de meeste gevallen een kerkelijke gemeente. De kantoormedewerkers van OMF –onder wie ook directeur Van Dis– brengen dat zelf in praktijk. Ze hebben allen een eigen achterban en gemeente en via giften krijgen ze een inkomen. In principe is dat op het niveau van het minimumloon, maar als er meer nodig is en de middelen uit de achterban beschikbaar zijn, dan kan daarvan afgeweken worden.
Het pand waarin OMF gehuisvest is, straalt eveneens eenvoud uit. Het onderkomen bevindt zich voor een deel in een verbouwde schuur van pluimveehouder Gert van Putten in Terschuur. Daar zit ook het Evangelisch Werkverband binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Op de gevel staat: „Jezus Christus is de Verlosser van de wereld”.
Deze tekst is Van Dis uit het hart gegrepen. „We zoeken hier vanuit een persoonlijke relatie met God te werken, in afhankelijkheid en vertrouwen. Dat geeft rust en vrede. God is geen idee of fabeltje, maar Hij doet wat Hij zegt. Dat mag je ook zelf ontdekken, ook aangaande de vraag of Hij jou in Zijn dienst wil gebruiken. Een dagelijkse bekering is nodig, maar ook leer je zien dat het niet om een groot geloof gaat maar om het geloof in een grote God.”
Hoe werkt dat in de zending?
„Het begint ermee dat God je persoonlijk aanraakt. Ik vind het heerlijk om mensen, jonge mensen, te ontmoeten die met die vraag rondlopen: „Heere God, wat wilt U dat ik doen zal?” Hudson Taylor wordt ook wel de man van de moderne geloofszending genoemd. Naar het model van de antieke geloofszending, in de tijd van Jezus, die 72 volgelingen twee aan twee uitzond met een lege buidel, wilde Hudson Taylor niet betrokken zijn met actieve fondswerving, maar vertrouwde hij erop dat mensen met een hart voor de zending ongevraagd gingen bijdragen, zo God het hun ingaf. Deze principes zijn eigenlijk nog steeds van kracht bij OMF omdat God de centrale plaats moet hebben, en niet geld of status of onze plannen.”
OMF is dus een typische geloofszending?
„Ja, dat is ze, maar tegelijk is ze net zo goed kerkelijk, want bij OMF kun je alleen maar uitgezonden worden als de gemeente de roeping, waarmee iemand zich geroepen voelt om de zending in te gaan, als het ware overneemt. De zendingsopdracht is aan de gemeente gegeven en niet aan organisaties. Organisaties helpen en faciliteren gemeenten in het gehoorzamen aan de opdracht die God gegeven heeft.”
Zending zonder geloof kan overigens nóóít, benadrukt Van Dis. „Wat nu geloofszending heet, is begonnen als interkerkelijke –vaak ook internationale– zending in de negentiende eeuw, zoals de London Missionary Society en China Inland Mission. Daarom spreek ik liever van kerkelijke en interkerkelijke zending. In ons land is de kerkelijke zending pas na de Eerste Wereldoorlog begonnen. Daarvoor –rond 1900– ontstonden de genootschappen, zoals de Gereformeerde Zendingsbond en het Nederlands Bijbelgenootschap.
Ik snap dat het woord ”geloofszending” zo af en toe wat vragen oproept. Ze wordt soms in een verdachte hoek gezet. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er ook omgekeerd kritische woorden van organisaties die geloofszending voorstonden, zijn gevallen over de kerkelijke zending. Er was competitie.
Maar hoe kwam dat?” vervolgt Van Dis. „Ik heb hier mensen uit alle kerken gehad die over hun roeping en verlangen vertelden om uitgezonden te worden, maar er was geen plaats in hun eigen kerkelijke zendingsorganisatie. Gelukkig kan daar nu veel beter over gepraat worden, ook met kerkelijke organisaties. Want tegen de jongeren die langskomen wil ik dan niet zeggen: „Bedank maar voor je eigen kerk en sluit je maar aan bij een kerk die er wel voor openstaat.” Dat is mijn taak helemaal niet. God gaat met ieder Zijn weg.”
Wat is uw werkwijze als iemand zich bij u meldt om uitgezonden te worden namens de OMF?
„We vragen naar zijn of haar roeping en we willen graag weten of iemand met God wandelt. Hoe hij of zij veranderd is, voor zover wij daar iets van kunnen nagaan. Maar als het goed is, weet de gemeente dat ook en eigenlijk veel beter. Als iemand nooit wat in de gemeente doet, kun je hier wel de evangelist uithangen, maar dat werkt zo niet. We vragen dan ook: Heb je er met je predikant of oudste over gesproken? We adviseren altijd: De gemeente is je thuisbasis. De gemeente moet nooit achter de zendeling aanlopen, maar beiden lopen samen op, zijn onmisbaar voor het ene werk.”
Is OMF daarin uniek in Nederland?
„Niet helemaal. Je ziet dat zendingsorganisaties steeds meer met elkaar samenwerken. We hoeven niet met elkaar te concurreren, want we doen allemaal hetzelfde werk van God. Het gaat niet om het vlaggetje van je eigen club. Er zijn nu verschillende GZB’ers die via de OMF bijvoorbeeld in Thailand werken, maar het blijven gewoon GZB-zendelingen. De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben ook OMF-werkers in Thailand, zoals ds. Wilke en Marlies den Hertog.”
Hoe voorkom je dat zending ingepakt wordt in de westerse cultuur?
„Door te werken vanuit je hart en je te verplaatsen in de cultuur van de ander. Nederlandse kerken hebben in het verleden te veel hun cultuur overgedragen. Als zendelingen wegtrekken zonder werkelijk oog te hebben gehad voor de inheemse cultuur, zie je dat het zogenaamde geloof snel verdwijnt en uiteindelijk niet meer dan een vernisje lijkt te zijn geweest. Tegelijk blijft God Zijn werk op Zijn manier doen en dat is gewoon niet te doorgronden.”
In Papoea steekt nu het oude heidendom weer de kop op, na decennia zending door reformatorische kerken….
„Geen wonder als kerken vooral hun eigen cultuur en geloofstraditie hebben willen overdragen. Dan wordt het Evangelie zodanig ingepakt in de westerse context dat je als het ware God niet meer vanuit de andere, lokale cultuur kunt zien. De vraag is dan: hebben de Papoea’s een levende relatie met God gehad, of was het alleen een goede relatie met de zendelingen? Kerken –ook de Nederlandse– hebben vaak hun koloniale macht gebruikt. Ook de kerkelijke en theologische traditie had iets van dat koloniale, superieure in zich. Het interkerkelijke en internationale OMF heeft zich vanaf het begin tegen dat kolonialisme gekeerd en gekozen voor de inheemse bevolkingsgroep.”
Hoe komt het dat het aantal vacatures in de zending vanuit Nederland toeneemt?
„Onze samenleving is denk ik erg individualistisch geworden en gebrand op de eigen zekerheden. Daardoor staan velen niet open voor een roeping om in vertrouwen op God onze eigen weg te gaan. Je moet wel tegen onzekerheden kunnen! Soms weet je niet waar je je hoofd te ruste moet leggen. Gelukkig zien we dat veel vacatures bij OMF worden opgevuld door Aziaten. De helft van de 1400 medewerkers is al van Aziatische afkomst, er zijn ongeveer 50 nationaliteiten vertegenwoordigd in OMF International.”
OMF staat bekend om de vele tentenmakers.
„Met die term ben ik eigenlijk niet gelukkig. Het geeft iets gespletens weer: het leven in twee werelden, bijvoorbeeld zakendoen én evangeliseren. Dat is precies datgene wat je bij een ander ook niet wenst. Op een integere manier horen die twee helemaal bij elkaar: in deze wereld getuige zijn, laten zien wat het is om bij Jezus Christus te horen. Het is in gesloten landen geen probleem om bijvoorbeeld met de ander te bidden. Natuurlijk, je kunt niet evangeliseren op een zeepkist, maar je kunt de ander wel in veel praktische dingen helpen en vertellen over je drijfveren.”
Maar je mag er niet openlijk over spreken. Hoe kun je dan zichtbaar zijn?
„Het gaat erom dat je het zout bent en dat dit wordt geproefd in een omgeving waar dat niet aanwezig is. We hebben ons als OMF nooit ingezet voor godsdienstvrijheid of het plaatsen van kruisen op de kerk als publieke tekens. Het maakt niet uit of er kruisen op of naast de kerk staan, wel dat je aanwezig bent, zoals Jezus aanwezig was bij de mensen.”
Honderdvijftig jaar OMF. Wat is er veranderd?
„Weinig, omdat God niet is veranderd. Ook de trouw, de roeping en de visie niet. Wel is de context veranderd en die verandert steeds. Je moet als zendingsorganisatie blijven zoeken om hen te bereiken die God niet kennen. Ik wil niet klagen over onvervulde vacatures, want ik kom ook gouden mensen tegen. Het gaat erom dat we als een Paulus op weg naar Damascus op de grond komen en de leiding aan Hem overlaten. God roept niet iedereen tot zending, dat is waar, maar ook niet iedereen staat ervoor open als Hij roept.”
Willem van Dis
Willem van Dis werd op 22 februari 1952 in Loosduinen geboren. Na zijn studie aan de Landbouw Universiteit te Wageningen was hij enkele jaren werkzaam in het middelbaar onderwijs en op het agrarisch college in Barneveld. Vanaf 1984 zette hij zijn werk in het buitenland voort, onder meer voor projecten in Nepal, China en Cambodja. In Nederland begeleidde en adviseerde hij Tear Fund, GZB en Kerk in Actie. Sinds september 2005 is Van Dis directeur van OMF Nederland. Behalve met de algemene coördinatie van OMF Nederland is hij met name betrokken bij het begeleiden van kandidaat-zendelingen en werkers naar en op de velden. Verder behartigt hij de internationale contacten. Van Dis is gehuwd, heeft vier kinderen en is lid van de protestantse Adventkerk in Amersfoort.