Van der Vlist: Achter de dijk is het vrijblijvendheid troef
ZWOLLE. Geen dijk zo veilig of hij kan doorbreken. Maar achter de dijk is het vrijblijvendheid troef. De inrichting van het bewoonde gebied is onvoldoende waterrobuust. „Sterker, er bestaan zelfs geen normen voor wat waterrobuustheid eigenlijk inhoudt.”
Dat betoogt Hans van der Vlist, voorzitter Adviescommissie Water van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, vandaag in deze krant. „We hebben de afgelopen decennia veel nagedacht over veiligheidsnormen van dijken. Dat is waardevol geweest.” Het Deltaprogramma richt zich nu echter ook op maatregelen om de veiligheid achter de dijken te vergroten, de zogeheten meerlaagsveiligheid. Gemeenten moeten daar serieus werk van gaan maken, vindt Van der Vlist.
„De plannen zijn er nu op gericht om mensen niet te laten verdrinken. Dat is goed. Maar waar gemeenten nu ook echt naar moet kijken is: welke ontwrichting heeft er plaats als er grootschalige wateroverlast ontstaat? We hebben het dan over een grote schadepost. Daar zou veel meer aandacht voor moeten zijn.”
Als er al over een waterrobuuste inrichting van het bewoonde gebied wordt gesproken, gaat het volgens Van der Vlist vooral over het schuiven van geld. „Kan er niet wat geld van de dijken naar de ruimtelijke inrichting?”
In zijn advies aan de minister heeft Van der Vlist onlangs gewaarschuwd om niet eenzijdig te blijven focussen op de waterkeringen. „Realiseer je wel: elke dijk in Nederland kan en zal een keer bezwijken.”