Binnenland

Boris van der Ham: liberaal met de passie van een toneelspeler

In deze artikelenserie wordt iedere maand de schijnwerper gericht op een persoon die vaak in het nieuws is of was. Vandaag: Boris van der Ham, voorzitter van het Humanistisch Verbond.

Henk van den Berge en Evert van Dijkhuizen

11 February 2015 21:53Gewijzigd op 15 November 2020 16:37
Van der Ham. Beeld Sjaak Verboom
Van der Ham. Beeld Sjaak Verboom

Tien jaar zat Boris van der Ham in de Tweede Kamer. Voor D66. Hij ontpopte zich als voorvechter van de vrije moraal. Tegenwoordig is de sociaal-liberaal met kerkelijke wortels voorzitter van het Huma­nistisch Verbond. Hij werpt zich op als beschermheer van vrijzinnigen die geen leven hebben in islamitische landen. Wat hem stoort? „Dat religie wordt voorgetrokken boven andere levens­beschouwingen.”

Ruim twee jaar geleden verliet Van der Ham de Tweede Kamer. Naar eigen zeggen om „buiten de politiek een frisse neus te halen.” Hij kijkt terug op een mooie tijd. „Ik ben twee keer met voorkeurstemmen gekozen. Ik wilde niet tussentijds weg; daar hou ik niet van.”

U zat op de toneelschool in Maastricht. Toneel en politiek lijken op elkaar?

„Ik schreef er een boek over: ”De koning kun je niet spelen”. Daarin verklaar ik een aantal toneelwetten van toepassing op de politiek. Als acteur en politicus word je geacht onder druk normaal te doen. De camera’s staan op je gericht, iedereen kijkt naar je en wil dat je waarachtig doet. Iedereen vindt ook dat je moet presteren. Een goed toneelstuk wil de waarheid boven tafel krijgen. Dat moet in de politiek ook gebeuren. Den Haag is eigenlijk een groot theater. Iedereen weet alles. Er lopen 300 journalisten rond. Weinig dingen blijven geheim.”

Veel mensen zijn cynisch over de politiek.

„Dat vind ik niet terecht. Natuurlijk kunnen politici een heel klein dingetje enorm opblazen. Aan de andere kant: Agnes Kant van de SP werd uitgejouwd omdat ze elke misstand in de zorgsector aan de kaak stelde. Haar werd incidentenpolitiek verweten. Maar ze legde daardoor bloot dat er wel degelijk iets aan de hand is in de zorg. Dat vereist lef. Ik heb zelf vooral het woord gevoerd over milieu en onderwijs en bepaalde zaken eindeloos herhaald. Daardoor heb ik veel bereikt. Ik ben destijds uitgeroepen tot een van de meest effectieve Kamerleden.”

U kijkt nu van een afstandje naar Den Haag. 
Wat moet anders?

„De omloopsnelheid van Kamerleden is te hoog. Toen ik na tien jaar wegging, was ik een van de vijftien langstzittende Kamerleden. En soms gaat de discussie alleen maar over de toon van het debat in plaats van over de inhoud.”

Wat dreef u om de politiek in te gaan?

„Ik ben sinds m’n vijftiende geïnteresseerd. Het begon in Nieuwkoop, mijn woonplaats. Er was politiek verzet tegen de bouw van een veel te groot winkelcentrum. Ik zat op de publieke tribune. Heel leerzaam. Ik ben lid geworden van de Jonge Democraten. Waarom D66? Mijn moeder was er actief voor. Ik heb die partij van thuis meegekregen. D66 in Nieuwkoop bestond uit een intelligente, vrolijke groep mensen.”

Uw partij is tegen gewetensbezwaarde trouw­ambtenaren en voor homo-emancipatie. U hielp mee de winkeltijden te verruimen op zondag en liep voorop bij het afschaffen van het verbod op smalende gods­lastering. Allemaal zaken die bij orthodoxe christenen verzet oproepen.

„In islamitische landen worden christenen op basis van hetzelfde verbod op godslastering onderdrukt, gemarteld, onthoofd. Het debat in Nederland over dit wetsartikel ontstond in 2004, na de moord op Theo van Gogh. Minister Donner van Justitie zei toen: In het kader van de handhaving van de openbare orde gaan we dit wetsartikel nieuw leven inblazen. Hij probeerde daarmee af te dwingen dat de toon van het debat over de islam milder zou worden en dat mensen niet meer getriggerd zouden worden om geweld te gebruiken. Een rare reactie. Alsof Van Gogh de moord een beetje over zichzelf had afgeroepen. Bovendien: fatsoen regel je niet met een wet.”

Het verbod op godslastering leidde een slapend bestaan. Niemand had er last van.

„Een wet die godsdienstige uitingen voorrang geeft boven andere uitingen, moet je afschaffen. Zo’n wet past gewoon niet in een democratische rechtsorde waar vrijheid van meningsuiting geldt.”

Heeft die vrijheid grenzen?

„Zeker. Ik vind het een van de meest spannende vragen: waar eindigt jouw vrijheid en begint die van een ander? Je moet heel veel kunnen zeggen, maar haat zaaien, oproepen tot geweld: dat gaat te ver. Gerard van het Reve vergeleek in de jaren zestig God met een ezel. De rechter heeft toen gezegd: Als jij God zo ervaart, dan mag dat. En je mag het ook zeggen. Er zijn christenen die niet in een almachtige of alwetende God geloven. Of die niet geloven dat Christus is opgestaan. Orthodoxe christenen zullen dat als een belediging ervaren. En laten we eerlijk zijn: in 1932 stemde de SGP tegen het verbod op godslastering. Want, zeiden ze, straks kunnen we niet meer de roomse communie beledigen, en dat vinden we de grootste godslastering in Nederland.”

Gunt u orthodoxe christenen de ruimte voor hun eigen opvattingen?

„Natuurlijk, maar ze moeten zich wel aan de wet houden. En als dat niet lukt, zullen ze hun uitingen moeten bijstellen.”

Dus toch een beperking van hun vrijheid?

Verontwaardigd: „U probeert mij iets in de mond te leggen. Ik hoor in christelijke kring veel verschil van mening over de Bijbel en de uitleg ervan. Andries Knevel, een orthodoxe christen, zegt niet meer te geloven in een schepping van zes dagen. Hij beweegt in zijn opvattingen. Dat is ook vrijheid van godsdienst.”

Waarom moeten reformatorische scholen verplicht lesgeven over de evolutietheorie?

„Omdat het de gangbare opvatting is over het ontstaan van deze wereld. De evolutietheorie is wetenschappelijk onderbouwd, het Bijbelse scheppings­verhaal niet. Dat is een geloof. En dat wordt al onderwezen op scholen die het belangrijk vinden.”

U bent voorzitter van het Humanistisch Verbond. Welk doel hebben de radiospotjes die uw organi­satie op dit moment uitzendt?

„Ze vragen aandacht voor de onderdrukking van mensen in islamitische landen die er een andere mening op na houden. Dan denk ik aan christenen als Asia Bibi, maar ook aan mensen zonder religie en aan vrijzinnigen. Zij hebben het ook moeilijk, maar worden vaak overgeslagen in de aandacht. De wereld­wijde humanistische organisaties hebben leden nodig om het voor deze mensen op te nemen. Daarnaast biedt het Humanistisch Verbond een levensbeschouwing. Als mensen zich erdoor aan­gesproken voelen, zijn ze welkom.”

Zou u terug willen naar de politiek?

„Ik heb steeds gezegd: Ik ga ooit weer de politiek in. Voor zover je dat zelf in de hand hebt natuurlijk. Deze periode is voor mij een time-out. Ik wil terug als ik weer een nieuw ticket heb. Daar bedoel ik mee: als ik nieuwe ervaringen in de politiek wil inbrengen. Ik ben 41, heb een kind, m’n ouders zijn over­leden, en twee relaties die ik na elkaar had, zijn voorbij. Ik word gevormd door wat ik meemaak. Soms ook gebutst. Ik ben geen ander mens geworden, maar doe wel nieuwe ervaringen op.”

Waar houdt u zich nog meer mee bezig sinds u uit de Kamer bent?

„Als zzp’er ben ik voorzitter van een aantal organisaties in de mediawereld, het onderwijs en de culturele sector. Daarnaast probeer ik elk jaar een boek te schrijven. Twee jaar geleden ging dat over de vrije moraal; over liberale dilemma’s rond seks, drank en drugs. Ik denk over die punten wat conservatiever dan mijn partij; werd soms de CDA’er binnen D66 genoemd. Ik ben nu bezig met een boek over godslastering. En dat na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo. Actueler kunnen we het niet krijgen.”

Gedrevenheid typeert u. Waar komt die vandaan?

„Die heb ik van thuis meegekregen, maar is versterkt op de toneelschool. Daar werd me een bijna militaire discipline bijgebracht. Een van de docenten gaf me er na een voorstelling ongenadig van langs. Hij zei: Je speelde voor een 7, je kunt het voor een 10. Ik heb daar ook geleerd ”out of the box” te denken. In 2000 nam ik het initiatief om met alle jongerenorganisaties –van D66 tot SGP– ten strijde te trekken tegen de politieke gedoogcultuur op dat moment. We zeiden: We hebben wetten in ons land en die moeten we serieus nemen. De politieke goegemeente kon niet goed duiden of dit een links of een rechts pleidooi was, maar dat moet niet uitmaken. Het gaat erom dat je het juiste doet.”

U krijgt het verwijt christenen te pesten.

Fel: „Daar kun je mij niet van beschuldigen. Mensen roepen maar wat. Sommige orthodoxe christenen kruipen graag in de slachtofferrol. Ze creëren bewust een vijandbeeld van liberalen. Dat is slecht theater. Ze moeten beter nadenken en verder kijken dan hun eigen kerkpleintje.”

>>rd.nl/opinieleiders


Boris van der Ham: Trek religie niet voor

Boris van der Ham (1973) groeit op in het Zuid-Hollandse Nieuwkoop. Zijn vader is universitair docent, zijn moeder verpleegkundige. Boris volgt de mavo, de havo en studeert twee jaar geschiedenis. Daar stopt hij mee, om naar de toneelschool in Maastricht te gaan.

„Toen ik 12 was, schreef ik al een televisie­scenario over Hugo de Groot, in het kader van een wedstrijd, georganiseerd door de NCRV. Pas later kwam ik erachter dat Hugo de Groot een man met liberale gedachten was, bij wie ik me heel goed thuis voel. Waarom naar de toneelschool? Ik dacht: Ik moet het doen, anders krijg ik er over twintig jaar spijt van.”

Als jongen van vijftien raakt Van der Ham geïnteresseerd in de plaatselijke politiek. Hij wordt lid van de Jonge Democraten, de jongerenorganisatie van D66, en schopt het tot landelijk voorzitter. Die functie blijkt een opmaat voor de Tweede Kamer, waar hij in 2002 zijn entree maakt. „Volksvertegenwoordiger zijn is een van de mooiste banen”, zegt hij later in een interview. Als Kamerlid maakt hij deel uit van de commissie-Dijsselbloem, die onder­zoek doet naar de vernieuwing van het voortgezet onderwijs, zoals de invoering van het studiehuis in de bovenbouw van havo/vwo.

Van der Ham is een onversneden liberaal. In de Kamer beijvert hij zich voor afschaffing van het verbod op godslastering en verruiming van het aantal koopzondagen. Hoe hij over medisch-ethische zaken denkt, blijkt uit zijn bewondering voor oud-minister Borst: „Daar moeten we hartstikke trots op zijn. Zij heeft het debat over euthanasie met veel liefde en respect gevoerd.”

Van der Ham zoekt graag de publiciteit met opinieartikelen. Enkele standpunten van hem: artikel 23 van de Grondwet, over de vrijheid van onderwijs, biedt te veel ruimte aan levensbeschouwelijke scholen; iedereen mag alles zeggen, maar het vrije debat moet geen scheldpartij worden; religie mag geen voorkeursbehandeling krijgen boven andere opvattingen; mensen willen het leven naar eigen inzicht inrichten, waarom zou dat bij het sterven niet zo zijn?

Van der Ham komt uit een kerkelijke familie. Zijn opa van vaders kant zat voor de SGP in de gemeenteraad; zijn ouders waren van huis uit christelijk gereformeerd. Ze zegden de kerk vaarwel na hun trouwen. Van der Ham noemt zichzelf agnost en is sinds 2012 voorzitter van het Humanistisch Verbond (11.000 leden). Hij woont in Amsterdam, is homoseksueel en heeft een zoon.


Uitgelicht

1Kerk en staat moeten gescheiden blijven.

„We leven in een democratische rechtsorde. Dat geldt ook voor de kerken. Toch mogen zij meer dan bijvoorbeeld scholen, omdat ze niet worden gefinancierd door de overheid. Kerken mogen gerust zeggen dat homoseksualiteit zonde is, maar ze mogen niet aanzetten tot haat. Geloofs­vrijheid is een individueel recht, geen groepsrecht. Volwassenen hebben de vrijheid zich te laten besnijden. Maar je krijgt discussie als je zegt: Ik laat mijn zoon ook besnijden. Dan ontstaat er een dilemma. Je beslist iets ingrijpends voor een ander. De besnijdenis is onomkeerbaar. Of neem ritueel slachten. Je laat een dier om religieuze redenen meer lijden dan in de samenleving wordt geaccepteerd. Deze voorbeelden geven aan dat jouw geloof gevolgen heeft voor een ander. Ik ben geen voorstander van een staatsopvoeding, maar er wringt op dit punt wel iets.”

2De vrijheid van onderwijs moeten we ongemoeid laten.

„Het is onacceptabel dat christelijke scholen een homoseksuele leraar weigeren of ontslaan. We hebben met elkaar afgesproken dat we niet discrimineren op grond van seksuele geaardheid. Alle scholen moeten dat accepteren. Er is immers ook een grondrecht dat de persoonlijke levenssfeer beschermt. De grondslag van de school gaat niet door tot in de slaapkamer. In de praktijk lossen conflicten op dit punt zich vaak vanzelf op. Een homoleraar die niet wordt geaccepteerd op een orthodox-christelijke school zal graag willen vertrekken naar een andere school. Maar de overheid moet duidelijk maken waar ze staat. Komt zo’n ontslagzaak voor de rechter, dan verliest de school. Terecht.”

3Wat heeft u met orthodoxe christenen?

„Ik hou van hen; ik ken hen van mijn familie. Die is zeer bevindelijk. Als ik bij ooms en tantes kom, dan bidden en danken ze bij het eten. En ze lezen een stukje uit de Bijbel. Dat maak ik nog geregeld mee. Hoe verschillend mijn keuzes ten opzichte van een deel van mijn familie ook zijn, ik respecteer hen. Ik zie dat niet los van mijn opvoeding. Mijn ouders namen nooit iets klakkeloos aan. Ze gingen altijd in gesprek, dachten na. Dat doet mijn familie ook. Hoewel ik niet kerkelijk ben opgegroeid, stuurde mijn moeder me wel naar catechisatie bij de remonstranten. Ik discussieerde met de dominee over van alles en nog wat. Dat vond ik interessant. Wat ik daar van het christelijk geloof meekreeg? De dominee was vrijzinnig. Hij gaf mij een Bijbel en zei: ’t Is een mooi boek, maar je moet het niet letterlijk nemen. In de Tweede Kamer heb ik altijd goed samengewerkt met de SGP en de ChristenUnie, hoewel onze opvattingen soms behoorlijk schuurden. Want het zijn natuurlijk wel twee heel verschillende werelden: de liberale en de orthodox-christelijke.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer