Presentatie boek over Pax Christi met een opblaasraket voor de deur
Nog steeds wordt de rooms-katholieke vredesbeweging Pax Christi in één adem genoemd met de massale antikernwapendemonstraties uit de jaren 80. Na de val van het IJzeren Gordijn moest de organisatie zichzelf opnieuw uitvinden. Dat proces is nog niet ten einde, bleek woensdag.
Buiten staat een zwart-gele opblaasraket, ernaast twee in roze overall gestoken jongeren. „Wilt u tekenen voor het burgerinitiatief om kernwapens Nederland uit te krijgen?”
Hoeveel handtekeningen ze al hebben? Enkele tientallen. Alleen vanmiddag dan. „We hebben er 40.000 nodig om het onderwerp op de agenda van de Tweede Kamer te krijgen.”
In het auditorium van Museum Catharijneconvent in Utrecht zit een groep van ruim honderd betrokkenen bij de vredesbeweging klaar voor de presentatie van ”Mensen van goede wil”, een boek over de kerkelijke vredesbeweging tussen 1948 en 2013. De kleur grijs domineert in de haardossen – voor zover aanwezig.
„Het is een beetje een reünie”, constateert oud-bestuurslid Leo Mesman. Hij zit op de galerij en kijkt uit over de zaal. Wijzend: „Daar zit een van onze vroegere adjunct-voorzitters. En daar iemand die in de jaren 80 in de werkgroep Midden-Oosten zat.”
Maarten van den Bos, schrijver van ”Mensen van goede wil”, doorworstelde de achterliggende jaren 80 meter archief om de geschiedenis van Pax Christi te boek te kunnen stellen. Zijn conclusie: de eerste jaren van de beweging waren de mooiste. „Mensen werden geïnspireerd door elkaar en door gelijkgezinden uit het buitenland. We moeten iets gaan doen voor de vrede, en we zien wel waar we uitkomen; dat was de teneur.”
De rooms-katholieke theoloog prof. dr. Erik Borgman is niet zo positief over de jaren die volgden. De geschiedenis van Pax Christi in de jaren 70 en 80 laat zich volgens hem samenvatten met één woord: ruzie. „Men was verdeeld tot op het bot. Dat laat iets zien van wat Pax Christi niet kon: haar gemeenschappelijke inzet benoemen. Het was geen kwestie van geven en nemen in discussies, maar men bleef soms lijnrecht tegenover elkaar staan.”
Tegelijk met die interne discussies kreeg de vredesbeweging vaste grond aan de voeten bij de politiek, maar verwaterde de relatie met de kerk. Borgman ziet het schrappen van de toevoeging ”Christi” vorig jaar uit de naam van de uitvoeringsorganisatie als een teken aan de wand. „Er was in het verleden zo veel ruzie dat, als Christus er niet bij betrokken was geweest, de beweging nu zeker weten uit elkaar had gelegen.” Het publiek lacht. Borgman: „Dat klinkt wel grappig, maar ik bedoel het óók serieus. De relatie tussen politiek en religie moet opnieuw gedefinieerd worden.”
Hoogleraar Nederlandse geschiedenis prof. dr. James Kennedy, een van de begeleiders van auteur Maarten van den Bos, concludeert dat Pax enerzijds een steeds professionelere organisatie is. „Het is van de 65 instanties waarmee het ministerie van Buitenlandse Zaken samenwerkt, een van de vier ”preferred partners”. Dat zegt wel wat. Misschien heeft Pax op die manier meer invloed dan ooit.”
Anderzijds is de relatie van de organisatie met haar achterban minder hecht dan vroeger, stelt Kennedy vast. „In de jaren 80 had Pax Christi een grote, actieve achterban. Tienduizenden mensen waren lid. Samen met het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) wist Pax Christi een behoorlijk deel van de bevolking aan zich te binden.” Dat dat niet meer zo is, roept vragen op hoe dat kan, aldus de hoogleraar.
Het antwoord op die vraag noemt hij complex. „Het is een proces van groepen mensen naar individuen die hun eigen overtuigingen hebben die niet meer in dogma’s of kerken te vatten zijn.”
Kennedy valt Borgman bij als het gaat om de vraag wat opkomen voor de vrede anno 2015 inhoudt. Hij vraagt zich af hoe Pax erin zal slagen om met een „tegenverhaal” te komen „in een samenleving die zich schrap zet voor polarisatie en conflicten.”
Verschillig
Bisschop De Korte van het rooms-katholieke bisdom Groningen-Leeuwarden, die de eerste exemplaren van het boek uitreikt, stelt dat de oude drieslag in Pax Christi, die van studie-actie-gebed, van belang blijft. „Natuurlijk is studie belangrijk om gericht en doeltreffend te zijn. Bezield handelen kan echter alleen met gebedsspiritualiteit.”
Juist in de hedendaagse cultuur is het volgens De Korte belangrijk dat Pax, met of zonder Christi in de naam, zich blijft baseren op de christelijke wortels. „Omdat Christi de bron is van christelijke vrede. Hoop houden en geloof hebben, hebben alles te maken met het fundament dat in Christus gevonden kan worden.”
Hij roept de achterban van Pax ertoe op om „verschillig” te zijn, „juist vanuit de verworteling die ook in de naam Pax Christi gegeven is. Ik hoop dat dat mensen mag bemoedigen om het goede te doen in de wereld van vandaag, omdat Christus ertoe oproept.”
Oud IKV’er Faber: Pak IS aan op de grond
De terreurorganisatie IS moet met een grondoorlog worden aangepakt. Dat stelt voormalig algemeen secretaris van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) Mient-Jan Faber. Hij zei dit woensdag bij de presentatie van een boek over 65 jaar Pax Christi. „Een grondoorlog is noodzakelijk als je ziet wat er nu gebeurt. IS is bezig om op een schandelijke manier mensen af te maken.”
De vroegere IKV-secretaris –hij werd in 2003 door de beweging aan de kant gezet omdat hij een onvoldoende pacifistisch geluid zou hebben laten horen– vindt dat veel vredesorganisaties de kool en de geit sparen als het gaat over de situatie in het Midden-Oosten. „We zien nu dat het niet werkt om alleen defensief te handelen. IS wordt nog steeds sterker. Ook vredesorganisaties zouden daarom de moed moeten hebben om voor gewapend ingrijpen te pleiten, om daarmee iets vreselijks tot stoppen te brengen wat niet op een andere manier valt aan te pakken.”
Faber bepleit een koerswijziging ten aanzien van defensie-uitgaven. „Zolang de regering het onderwerp defensie-uitgaven op z’n beloop laat, blijven we de meest afschuwelijke verhalen uit Syrië en Irak binnenkrijgen. De overheid moet daarom niet te benauwd zijn om leiding te geven en in te grijpen.”
Directeur Jan Gruiters van Pax meent dat inzet van defensie in het Midden-Oosten „onder strikte voorwaarden” mogelijk moet zijn. Hij verwijst daarvoor naar „de dramatische situatie” van gevluchte jezidi’s, vorig jaar in Irak.