Abdij Sion staat niet op Funda
De abdijkerk is leeg, donker en koud. Aan de muren hangen stenen beelden van Paulus en Petrus, Bonifatius en Willibrord. Hier kwamen ze bij elkaar, vele jaren lang, de monniken van Sion, om te zingen, te bidden, te overdenken en stil te zijn. Binnenkort zijn ze vertrokken.
In Abdij Sion in Diepenveen, in het bos langs de weg van Deventer naar Raalte, wonen nog acht cisterciënzer monniken. Ooit woonden er wel zeventig, tachtig, maar deze acht zijn echt de laatsten. En er komen er ook niet meer bij. Deze acht geven de moed niet op en blijven monnik, en blijven dus tasten naar het hogere, reiken nog dagelijks naar de horizon, op zoek naar het geheel andere, naar een hogere waarheid, naar een verhaal dat de wereld niet vertelt.
Abdij Sion staat te koop. Het complex is te groot geworden, te duur ook, zeker qua onderhoud. Het is gewoon niet meer te doen voor acht mannen op leeftijd. Ze willen weg uit Diepenveen en hebben op het Waddeneiland Schiermonnikoog iets beters gezien: rust, ruimte, natuur, het geluid van de branding. Daar willen ze een nieuw klooster bouwen, een kleintje, als nieuwe pleisterplaats, een volgende herberg voor onderweg.
De portier
Boven de toegangspoort van de abdij staat ”Urbs fortitudinis nostrae Sion” (Sion is voor ons een veilige stad). „Bezoekers melden bij de portier”, staat er op een bord. De portier zit echter niet in zijn loge. Dan maar trekken aan het lange touw. De deur gaat open.
Geen mens, geen monnik te zien. De deur naar de kerk staat open. Langs de wanden staan lange koorbanken op een planken vloer. Door de ramen hoog in de muren valt een zwak ochtendlicht. Breekbaar is de stilte. Uiterste soberheid hier. Van het grote ongenoegen in de wereld buiten is binnen deze kloosterlijke leefwereld niets meer te merken.
In de lege middenruimte onder de hoge kerkkoepel zit Vincent Huizinga (hier heet hij ”broeder Vincentius”) eenzaam achter het orgel. Met stijve vingers van de kou studeert hij op een kleine Prelude van Bach. Vincentius is afkomstig uit de Noordoostpolder, maar verruilde in 2001 zijn burgerkleren voor een grauw habijt. Hij is 50 jaar, en daarmee veruit de jongste hier.
Het tweeklaviers abdijorgel is gebouwd door de Engelse firma Lewis. „Als we naar Schiermonnikoog gaan verhuizen kan dit orgel vast niet mee”, zegt hij met spijt in zijn stem.
Vincentius vindt nog meer spijtig: „Dit abdijcomplex bestaat al sinds 1890. Op het hoogtepunt woonden en werkten hier wel tachtig broeders. Het zat hier echt vol. Nu staat bijna alles leeg. De abdij is te groot voor ons geworden. We gaan weg.”
Zeven getijden
Voor de zeven kerkelijke getijden die iedere dag worden gehouden (de vroegste, de nachtwake, begint om 4.15 uur) is de abdijkerk veel te groot en ’s winters ook te koud. De getijden worden nu gehouden in de kapel, iets dieper het klooster in, liggend aan een van de vele lange gangen.
Het is bijna 12.15 uur. Iemand trekt ergens aan een klokkentouw. Kleppend komt de klok op gang. Tijd voor de sext, het middaggebed.
In de kapel is het warm. Een van de oudste broeders zit al op een houten kloosterbank, in zichzelf gekeerd, stil te zijn, in diep gepeins, met de ogen gesloten, een hand aan het voorhoofd, diep in z’n grove habijt gedoken, als verloren in de ruimte. Op de banken liggen liedbundels. Op de vloer staat een houten kruis. Aan de muur hangt een icoon van de maagd Maria.
De tweede broeder arriveert, buigt voor het kruis en voor Maria aan de muur, en schuifelt naar zijn plaats. Er komt nog een derde binnen, dan een vierde, slecht ter been, en een vijfde, allemaal in grijze pij. Meer monniken arriveren er niet. De overige drie hebben zeker wat anders te doen.
Het middaggebed begint met de aanroep: „God, kom mij te hulp, Heer, haast U om mij te helpen; eer aan de Vader, en aan de Zoon, en aan de Heilige Geest, zoals het was in het begin, en nu, en altijd, tot in de eeuwen der eeuwen. Halleluja.”
Als hier vroeger tachtig monniken de lofzang zongen, moet dat geklonken hebben als een stem van vele wateren. Nu zingt dit kleine mannenkoor breekbaar en beverig, maar toch onverstoorbaar zijn strofische zangen. „Geef aan ons lichaam kracht en moed, en ware vrede in ’t gemoed, getrouwe Vader, zie ons aan, wees Zoon van God met ons begaan, vertroost ons Geest in deze tijd, Gij Die regeert in eeuwigheid.”
Een van de monniken staat op voor de Schriftlezing. Aan de orde van behandeling is Deuteronomium 4: „Is er soms een andere grote natie, aan wie hun goden zo nabij zijn als de Heer, onze God, ons nabij is, zo vaak wij Hem aanroepen?”
Laat ons bidden, zegt hij dan. „Eeuwige God, bij U is geen duisternis of nacht, vervul ons met de glans van Uw licht, zodat wij de zin van Uw geboden herkennen, en met een blij hart Uw wegen gaan. Amen.”
Dan vertrekken ze, de een na de ander, voetje voor voetje, alle vijf, in de stilte, achter dikke kloosterdeuren. De lampen gaan uit. Over twee uur komen ze terug, voor de none, het kleine getijdengebed.
In de lange kloostergangen hangen grijze pijen aan de kapstok. Ergens staat een verdwaald traporgel. Hier en daar een heiligenbeeld op een sokkel. Glas-in-loodramen geven kleur aan winterse zonnestralen.
Enkele jaren geleden is er nog hard gewerkt om de abdij bij de tijd te houden. Daken, ramen en muur van de kerk, de kloostergang, de kapittelzaal en het poortgebouw werden gerestaureerd met behulp van fondsen van buitenaf. Het was hard nodig, want als het regende moesten ze in de kerk emmers klaarzetten om het droog te houden. Op verzoek van de monniken lieten de bouwvakkers hun radio’s thuis en verrichtten ze hun werk in de grootst mogelijke stilte. „We zijn hier voor de stilte.”
Zaakwaarnemer
De broeders van Abdij Sion zijn in de regel zeer toegankelijk. Dat hoort bij hun visie op naastenliefde. Maar nu ze op het punt staan Sion te verlaten, houden ze de boot een beetje af.
Broeder Jelke is wel allervriendelijkst, maar wil niet veel zeggen. „Voordat we definitief kunnen verhuizen, moeten we nog toestemming hebben van het hoogste orgaan van de Orde der Cisterciënzers.”
Enig idee wanneer de monniken de boot naar Schiermonnikoog nemen?
„Het zou nog best een jaar kunnen duren.”
Broeder Alberic, de abt van de abdij, verwijst naar zijn zaakwaarnemer, Peter Chr. Thissen, directeur van het project- en adviesbureau Binnenstadsperspectief te Maastricht. Thissen geeft aan dat de abdij al bijna een jaar te koop staat. „We zijn sindsdien in onderhandeling met vier serieuze gegadigden, die verschillende nieuwe bestemmingen onderzoeken.”
Wie die gegadigden zijn, kan Thissen niet zeggen. Wat voor soort nieuwe bestemmingen zijn er mogelijk in zo’n specifiek kloostercomplex? „We denken bijvoorbeeld aan een bezinningscentrum, aan een centrum voor spirituele trainingen en cursussen.”
Sion is een rijksmonument, zegt Thissen. „Je mag er dus niet veel aan wijzigen. Maar het ligt op een uitstekende plek, midden in het bos en toch goed bereikbaar. Het is een unieke locatie.”
Volgens Thissen staat de buitenkant van het klooster er tiptop bij. „De laatste restauratie heeft 4 miljoen euro gekost. Maar inpandig moet er veel geïnvesteerd worden. De nieuwe eigenaar moet erop rekenen dat hij wellicht meer dan de koopsom moet investeren om een nieuwe bestemming te kunnen realiseren. Dat is geen sinecure.”
De laatste monniken kunnen in Diepenveen blijven totdat het klooster verkocht is. „Maar enkele monniken zullen al eerder naar Schiermonnikoog verhuizen om zich daar, vanuit een tijdelijk onderkomen, te oriënteren op een nieuwe locatie.”
Wat kost dat, zo’n abdij?
„Er is geen vraagprijs. Ze staat ook niet op Funda. Wij zoeken zelf gericht gegadigden voor dit unieke complex. We gaan in zee met de hoogste bieder.”
Verrijzenistuin
Links van de voorpoort bevindt zich de bidkapel. In het gastenboek geven bezoekers iets van hun innerlijk prijs: „Voor ûs leave mem, die donderdag begonnen is aan de grote reis naar een ander leven.” „Hoop dat het licht eens tot mij komt.” Jannie schrijft: „Wij hopen u op Schiermonnikoog opnieuw te begroeten.”
Een kaarsje aansteken kost hier niets. In de vensterbank ligt een blauwe Bijbel. Voor het kruis staan twee zwarte knielbankjes. Op een krukje staat een bos bloemen. Aan de wand hangt een kleine icoon van moeder Maria, gekroond en wel.
Aan de andere zijde van de abdijkerk ligt de Verrijzenistuin, zoals ze het hier noemen, de dodenhof, het kerkhof, de plek van het ”ontvallen zijn”. Hier brachten de broeders hun doden heen. Hier werden ze begraven, zij aan zij, onder kleine zwarte kruisen.
Schiermonnikoog, eiland van de grijze monnik
Het Waddeneiland Schiermonnikoog (”het eiland van de grijze monnik”) telt ruim 900 inwoners. Toeristen die het eiland willen bezoeken, moeten hun auto achterlaten op de vaste wal.
In de middeleeuwen vormde Schiermonnikoog een ”uithof” (afdeling) van het cisterciënzerklooster Claerkamp uit Rinsumageest (nu een kloostermuseum). De monniken van Claerkamp droegen grijze pijen. Vandaar de benaming ”schier”, dat grijs betekent.
Ter herinnering aan het verblijf van de monniken op het eiland staat er een standbeeld van een monnik: ”De schiere monnik”. Een van de veerboten waarmee Schiermonnikoog bereikbaar is, heet De Monnik, en de eilander voetbalvereniging heet VV De Monnik.
Op het eiland staan twee kerken, de Got Tjark en de Sint Egbertus-kapel.
Orde van Cisterciënzers
De monniken van de Abdij Sion behoren tot de Orde van de Cisterciënzers van de Strikte Obervantie. De orde werd in 1098 opgericht in een Franse abdij. Een van de bekendste cisterciënzer monniken was Bernardus van Clairvaux (1090-1153).