Overheid is tegen de ongebondenheid
De kerk blijft de eerst aangewezene om iedereen op te roepen tot dienst aan God, reageert Ton van der Schans op Cor Verkade (RD 27-1), L. M. P. Scholten (28-1) en Jan Schippers (28-1).
In de context van de democratische rechtsstaat roept de huidige formulering van het beginselprogramma van de SGP op onderdelen misverstanden op in de samenleving en binnen de partij. L. M. P. Scholten heeft mij prima begrepen wanneer hij mijn opvatting als volgt samenvat: „Herschrijving van het beginselprogramma moet duidelijkheid geven dat artikel 36 „een geloofsartikel van de kerk is en geen politiek programma.”” Of de nodige herformuleringen in het beginselprogramma of in een richtlijnennotitie moeten komen, laat ik hier even buiten beschouwing. Het gaat mij nu om artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB).
Degenen die denken of hopen dat ik de beginselen van de SGP wil opgeven, moet ik teleurstellen. Als er geen SGP bestond in Nederland, zou deze vandaag opgericht moeten worden. Haar theocratische gedachte, verwoord in artikel 36 van de NGB, is de kransslagader van de partij. Als ik het daarmee niet eens ben, kan ik in de politieke context van Nederland bij andere politieke partijen terecht. Een RPF-plus die Cor Verkade noemt, is wel het laatste waar ik aan denk.
In de vroegmoderne tijd stonden kerk en staat in de Republiek –ondanks alle schermutselingen tussen die twee– naast elkaar voor dezelfde taak. De kerngedachte daarvan was de bevordering van de christelijke godsdienst. Artikel 36 verwoordt de overtuiging dat de overheid niet alleen verantwoordelijk is voor recht en orde in een samenleving, maar ook voor het godsdienstig welzijn van de burgers. Deze overtuiging die ik in mijn hart draag is oergereformeerd.
In het proefschrift ”Onverkort of gekortwiekt” van Klaas van der Zwaag en op andere plaatsen zijn de opvattingen van calvinisten en 17e- en 18e-eeuwse gereformeerden op een rijtje gezet. De gedachte dat de overheid een godsdienstige roeping heeft, is bij hen gemeengoed. Door de prediking van het Woord Gods te bevorderen wordt de afgoderij bestreden. Wie ooit ook maar één dag in de geschriften van de opsteller van artikel 36, Guido de Bres, gelezen heeft, weet dat hij met de woorden „weren en uitroeien” niet doelde op geweld. Dat is ook vreemd aan de geschiedenis van de gereformeerden.
Cor Verkade trekt in zijn bijdrage een te sterke scheiding tussen Israël en de volkeren. Paulus roept de overheden buiten Israël eveneens ertoe op het Evangelie aan te nemen. Er is wel een verschil. Onder Israël moest de afgoderij worden uitgeroeid. We kunnen ons echter geen Paulus voorstellen die een Romeinse stadhouder oproept om afgodendienst op dezelfde manier uit te roeien.
Ongebondenheid
De SGP en haar achterban moeten ervoor oppassen de dilemma’s van onze eigen tijd terug te lezen in het denken van de 16e en de 17e eeuw. Er doet zich in onze rechtsstaat een dilemma voor op het punt van de godsdienstvrijheid en de vrijheid van meningsuiting dat in het verleden zo niet bekend was. In onze parlementaire democratie zweren we trouw aan de grondrechten, vastgelegd in wetten. We leven nu in een samenleving waarin religieuze pluriformiteit beschermd wordt door de overheid. Inclusief die van de kerken en de SGP. Deelnemen aan de huidige democratie houdt inderdaad in wat L. M. P. Scholten opmerkt, namelijk dat ook een SGP’er het wettelijk bestaan van rechten en vrijheden van andersdenkenden erkent.
Artikel 36 geeft een prachtig kader aan waarbinnen de SGP haar standpunten dient af te stemmen op de grondrechten van de democratische rechtsstaat. De hoofdzin waarmee het artikel opent spreekt van God, Die vanwege de zonde de overheid ingesteld heeft „opdat de ongebondenheid der mensen bedwongen wordt en het alles met goede ordinantie onder de mensen toega.” Dit beginsel, dat aan de oorsprong staat van ons denken én doen, zoals Jan Schippers mooi formuleert, is de basis voor christenen in de politiek. De SGP dient grond te geven aan een bestuur dat alles in het werk stelt om de ongebondenheid te bedwingen.
Eenheid
Binnen het theocratisch denken bestaat de overtuiging dat de kerk de eerst aangewezene blijft om iedereen op te roepen „dat God van een iegelijk geëerd en gediend wordt.” Hier doet zich nog een veel groter vraagstuk voor dan bij de botsing tussen de SGP-idealen en de politieke praktijk. De christelijke politiek is namelijk gemarginaliseerd door de marginalisering van de christelijke kerk. De kerken die vinden dat artikel 36 aan de overheid voorgehouden moet worden, zijn zelf hopeloos verdeeld. Maar ook in deze situatie blijft de belijdenis staan. Al zullen de kerken in deze situatie wel de hand op hun mond dienen te leggen in hun spreken tot de overheid. Het handhaven van artikel 36 is ook een schreeuw om eenheid van ware Christusbelijders.
We kunnen niet menen dat de SGP in onze samenleving op het punt van het getuigenis de kerk kan vervangen. Een partij is volstrekt onvergelijkbaar met het lichaam van Christus. Er is wijsheid van boven nodig om de huidige situatie van ons land en volk te peilen en daar vanuit een besliste en diepe christelijke overtuiging op in te gaan. De zaak van de ware Christusbelijders zal bekend worden „de zaak van de Zoon van God te zijn” (artikel 37 NGB).
De auteur is docent geschiedenis aan de pabo van Driestar hogeschool. Van 1990 tot 2002 zat hij voor de SGP in de gemeenteraad van Bodegraven. Van 2002 tot 2006 was hij in deze plaats wethouder.