Binnenland

„Strijd tegen hoogwater houdt nooit op”

Ruim 250.000 Nederlanders moesten in 1995 hun woning verlaten, op de vlucht voor het dreigende hoogwater. De veiligheid langs Maas, Rijn en Waal is sindsdien een belangrijk thema. „Maar de strijd tegen het water houdt nooit op. En kilometers dijk voldoen niet aan de laagste normen.”

Jan Kas
30 January 2015 19:42Gewijzigd op 15 November 2020 16:19Leestijd 8 minuten
Frank Bolder op de dijk bij Ochten: „Als deze dijk in 1995 was doorgebroken, had in het Rivierenland een gebied zo groot als de provincie Utrecht onder water gestaan.” Foto RD, Henk Visscher
Frank Bolder op de dijk bij Ochten: „Als deze dijk in 1995 was doorgebroken, had in het Rivierenland een gebied zo groot als de provincie Utrecht onder water gestaan.” Foto RD, Henk Visscher

Een paar uur was het heel kritiek. „Als de dijk bij Ochten toen was doorgebroken, had in het rivierenland een gebied zo groot als de provincie Utrecht onder water gestaan”, schetst Frank Bolder. „Je mag het niet denken, maar misschien was het beter geweest als de dijk het had begeven. Dan waren nu veel bewoners en bestuurders beter doordrongen van het belang van rivierbeveiliging.”

In 1995 was Bolder een van de journalisten die voor dagblad de Gelderlander verslag deden van het gevecht met het wassende water. De Liemers was zijn werkterrein, de omgeving van Lobith, waar de Rijn Nederland binnenkomt. „Daar was ook paniek, maar geen dreiging zoals in de Betuwe. Van werkers die met hun shovels de dijk bij Ochten hielpen verzwaren, heb ik wel begrepen dat het erom heeft gespannen.”

Twintig jaar later maakt Bolder de balans op, samen met collega Peet Adams, die voor dagblad De Limburger de situatie langs de Maas volgde. Hoe staat het er nu voor met het beteugelen van de waterrisico’s? De overstromingen van 1993 en 1995 in Limburg en de bijna-watersnoodramp van januari 1995 in Gelderland hebben de overheid in elk geval wakker geschud, stellen de journalisten vast in hun boek ”De strijd die nooit ophoudt”. „Ruim 3 miljard euro is er al geïnvesteerd in veiligheidsmaatregelen. Voor de komende dertig jaar staan weer ingrijpende maatregelen op stapel in het kader van het nationale deltaprogramma. Geraamde kosten: 20 miljard.”

Grootste dreiging

Echt resoluut willen Bolder en Adams het optreden van de overheid niet noemen. „Zodra de rivieren zich weer even koest houden, verdwijnt het besef dat kordaat handelen noodzakelijk is. Studie op studie volgt, moeizaam komen er budgetten los en het stroperige systeem van wetten en procedures haalt als een handrem alle vaart uit de voortgang. Als in een van de komende jaren toch de dag komt dat de overstromingscapaciteit van Limburg te gering is, de Rijn het weer op zijn heupen krijgt en het water in Gelderland alsnog over de dijken gaat, heeft de overheid heel wat uit te leggen. Er wordt veel tijd verknoeid met plannenmakerij en studies. De vinger wordt zeker aan de pols gehouden, maar het langetermijndenken overheerst. Er liggen plannen voor decennia, maar de onberekenbare Maas en de levensgevaarlijke Rijn en Waal houden geen rekening met begrotingen en tijdsschema’s. De rivieren kunnen morgen al bressen slaan in de altijd nog te zwakke rivierdijken.”

Daarvoor waarschuwt in het boek ook Henk Zomerdijk, die in 1995 als burgemeester van de toenmalige gemeente Echteld de noodevacuatie van het dorp Ochten afkondigde. „Bij politiek Den Haag gaat de aandacht voor waterveiligheid nog weleens op en neer met de waterstand”, meent Zomerdijk. „De regering houdt steeds een slag om de arm of wel de nodige middelen beschikbaar komen om het Deltaprogramma uit te kunnen voeren. Ze realiseert zich onvoldoende dat de overstromingsdreiging de grootste dreiging is, groter dan terrorismedreiging. Op veel plekken in Nederland voldoen de dijken niet meer aan de basisveiligheid. In het gebied van het Waterschap Rivierenland gaat het alleen al om 200 kilometer.”

Nieuwe technieken

Een „onderschat probleem” is volgens Zomerdijk dat kwelwater grond wegspoelt onder de dijken, waardoor ze kunnen instorten. ”Piping”, heet dat met een vakterm. Minister Schultz (Infrastructuur en Milieu) heeft enkele pagina’s verderop in het boek goed nieuws voor de oud-burgemeester: „We hebben het fenomeen piping nu ook nadrukkelijker in beeld.” Er lijkt al een oplossing voor te zijn. Schultz: „Innovaties zijn erg belangrijk voor de watersector. Nieuwe technieken worden getest om de dijken stabieler te maken. De toepassing van geotextiel bijvoorbeeld.” Speciale schermen van worteldoek worden verticaal in de dijk aangebracht; ze laten wel water door, maar geen zand.

Minister Schultz erkent: „We moeten er altijd rekening mee houden dat de natuur sterker is dan de mens.” Maar: „We zijn veiliger dan in het verleden. En ook de komende decennia zal er fors in de rivieren geïnvesteerd worden om ervoor te zorgen dat de mensen voor de toekomst goed worden beschermd.”

Ivoren torens

Op hun rondgang langs Maas, Rijn en Waal hebben Adams en Bolder verschillen bespeurd tussen Limburg en Gelderland. „In Limburg is het al tweemaal misgegaan, het water stroomde een paar duizend woningen binnen. Daar wordt nu doorgaans met meer gevoel en oog voor de menselijke aspecten over waterbeheersing gesproken. De mensen die het aangaat, worden er ook meer bij betrokken. In Gelderland zie ik bij bestuurders eerder een houding dat er een technisch probleem is waarvoor een oplossing moet worden gezocht.”

Beleidsmakers verschansen zich ook vaak te veel in hun ivoren torens, vindt Bolder. „De bevolking zou meer aan de hand genomen moeten worden bij de voorbereiding en de uitvoering van de plannen voor veiliger rivieren. Hoogwaterbescherming is in handen van een heel legioen van waterspecialisten en adviesbureaus. Zeker, er zijn informatieavonden en het regent nieuwsbrieven en brochures. Maar uiteindelijk worden de inwoners, zonder echt te kunnen meepraten, alleen geconfronteerd met eindplannen en dan als lastig neergezet als ze met alternatieven of protesten komen. Wellicht is dat wel een van de belangrijkste oorzaken waarom het bewustzijn onder de bevolking van het latente risico van nieuwe overstromingen zo minimaal is.”

Voor Bolder bewijst de aanleg van een nevengeul bij Nijmegen dat het anders kan. „Het hele dorp Lent was eerst tegen. Door veel te praten met de lokale bevolking en de plannen uit te leggen, ontstond er een soort draagvlak. De kritiek werd minder, de Lentenaren zagen wat het plan zou opleveren: een eiland in de Waal, bouwmogelijkheden en nieuwe natuur met wandelpaden. Beleidsmakers zouden meer met burgers om de tafel moeten gaan zitten. Vraag aan hen hoe zij de plannen willen invullen. Groengebieden, wandelpaden, recreatiemogelijkheden, misschien wel woningbouw. Er kan in of op dijken gebouwd worden, is dat niet iets om eens goed naar te kijken?”

Betrokkenheid vergroot draagvlak voor plannen, wil Bolder ermee zeggen. Een advies voor Gelderland, dat de komende tientallen jaren nog bezig blijft met zijn dijken. „In het deltaprogramma worden veel Gelderse projecten genoemd: de hoogwatergeul bij Varik-Heesselt, rivierverruiming bij Brakel, versterking van de Grebbedijk bij Rhenen, rivierverruiming in de IJsselpoort. Het zijn overigens nog allemaal voorstellen. Geen uitgewerkte plannen. Er zijn nog jaren mee gemoeid voordat de kranen en bulldozers aan de rivieroevers opduiken. Het is al een hele stap vooruit dat er nu plannen zijn en ook geld beschikbaar is, maar de procedures zijn nog hetzelfde. Dat kan weer leiden tot stroperigheid en vertragingen. En dat is levensgevaarlijk.”

Duitsland

Het echte gevaar komt mogelijk uit Duitsland. „De dijken net over de grens hebben veel kwetsbare plekken”, zegt Bolder. „Als het daar misgaat, kan een enorm gebied tussen Arnhem, Emmerich en Doesburg onder water komen te staan. Op sommige plekken tot 6 meter.” Gevaar schuilt er ook in de klimaatverandering. „Veel meer regen in korte tijd en langere periodes van droogte, met ongekende waterstanden. Zo’n 25 tot 40 procent hoger dan in 1993 en 1995.”


„Mensen redden zichzelf wel”

Oud-burgemeester Zomerdijk is nog steeds erg te spreken over de discipline waarmee de inwoners na de afkondiging van de noodevacuatie uit Ochten en omgeving vertrokken, vertelt hij in ”De strijd houdt nooit op”. „We hoeven als overheid niet zo veel te regelen bij een evacuatie. Ik zie dat beeld nog voor me van lege markthallen en sporthallen. Mensen redden zichzelf wel, ze zaten bij familie of vrienden.”

Ook de evacuatie van ouderen in Huize Elim verliep zonder problemen. De bewoners werden dik ingepakt en met busjes naar een verzorgingshuis in Amerongen gereden. „Het moest allemaal erg snel, gelukkig waren er veel medewerkers en vrijwilligers”, aldus Ditta van Oort, kok in het verzorgingshuis. De bewoners vonden de evacuatie wel moeilijk. „De herinneringen aan de oorlog kwamen boven. Overal in het dorp liepen militairen, overal stonden groene voertuigen. Dat hadden ze al een keer meegemaakt. Dat was heel emotioneel.”

Het was de grootste naoorlogse evacuatie in Nederland. Ruim 250.000 personen moesten op 31 januari en 1 februari 1995 hun woningen verlaten, onder meer in Ochten en omgeving, de Tielerwaard en de Culemborgerwaard, de Bommelerwaard, het Land van Maas en Waal en de Ooijpolder bij Nijmegen. Ook 15.000 Limburgers lieten huis en haard achter. Het water van de Maas stroomde zo’n 4000 woningen binnen. Schade: 200 miljoen gulden. Dertien maanden eerder, in december 1993, ontvluchtten 12.300 Limburgers hun huizen; het water kolkte in ruim 6900 woningen. Gevolg: een schade van een kwart miljard gulden.

Vond je dit artikel nuttig?
Meer over
Watersnood 1953

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer