Binnenland

Lekkerkerkse: Klompen goed voor kindervoetjes

LEKKERKERK. Drie van haar kleinkinderen lopen nog dagelijks op klompen. „Zo leuk als ze op bezoek zijn, al die klompjes op de mat”, zegt oud-klompenmaakster J. van Zwienen-de Jager (84).

Dick den Braber
16 January 2015 20:38Gewijzigd op 15 November 2020 15:54Leestijd 4 minuten
Oud-klompenmaakster J. van Zwienen-de Jager (84) op de „klompenzolder”, de verkoophoek van het 185 jaar oude familiebedrijf in Lekkerkerk. De kleinste klompen van het bedrijf meten 13 centimeter. „Die passen een kind van rond de 2 jaar, als het gaat lopen
Oud-klompenmaakster J. van Zwienen-de Jager (84) op de „klompenzolder”, de verkoophoek van het 185 jaar oude familiebedrijf in Lekkerkerk. De kleinste klompen van het bedrijf meten 13 centimeter. „Die passen een kind van rond de 2 jaar, als het gaat lopen

Toen Van Zwienen en haar man de zaak in 1955 voortzetten, liep de halve bevolking nog op klompen. Nu weten nog maar weinig gezinnen de weg naar de Lekkerkerkse klompenmakerij te vinden. Van Zwienens zoons, Marius en Rob, vormen de vijfde generatie van het uit 1830 stammende familiebedrijf.

Zelf zat Van Zwienen-de Jager (1930) zo’n vier decennia in het Zuid-Hollandse bedrijf. Zij beschilderde en verkocht de door haar man gemaakte klompen.

„Vroeger maakten we klompen van wilgenhout. Jaren geleden zijn we op populierenhout overgegaan. Populieren groeien snel, en het hout laat zich gemakkelijk bewerken. Wilgen groeien traag, en hun hout is taaier, harder. Maar daardoor gingen zulke klompen wel weer langer mee.”

In de naoorlogse jaren liep de klompenmakerij van het echtpaar goed. „Het was druk. Veel mensen van het platteland liepen op klompen. Op scheepswerven en boerenerven en in stallen liep je overal in het vuil. Klompen kunnen daartegen, en als je ergens binnenstapt, trek je ze zó uit. Ook voor moeders was dat gemakkelijk: de kinderen liepen zo altijd op schone sokjes naar binnen.”

Mooie beentjes

Ook haar vier kinderen liepen op klompen. „Later wilde school niet meer dat ze er de klas mee in­kwamen, vanwege de vloer­bedekking of zo.”

Jammer, vindt ze. „Voor voetjes zijn klompen heel goed. Ik kwam eens met mijn zoon Rob bij de kleuterdokter. Deze riep zijn assistente erbij en zei: „Moet je kijken, wat een mooie beentjes en stevige voetjes! Wat voor schoenen draagt-ie?” Gewoon klompjes dus.”

Van Zwienen heeft er wel een verklaring voor: „Klompen moet je goed optillen, waardoor de beenspiertjes zich beter ontwikkelen. En de manier van lopen maakt ook de voetjes sterker.”

De kleinste klompen van het bedrijf meten 13 centimeter. „Die passen een kind van rond de twee jaar, als het gaat lopen.”

De Lekkerkerkse klompen­makerij heeft altijd een goede naam gehad. Van Zwienen: „Op de klompenbeurs van Sint Oedenrode haalden we vaak hoge prijzen. We hoorden misschien wel bij de beste tien. De keurmeesters beoordeelden op afwerking en model, want elke klompenmakerij heeft haar eigen motief. Maar ze keken ook naar de voetvorm, of je er lekker mee liep.”

Klompendokter

Van Zwienens echtgenoot, die in 2012 overleed, was daar „heel secuur” in. „Voor mensen met ongelukkige voeten maakte hij 
de klompen gerust zelfs op maat – zoon Rob kan dat ook, trouwens. Mijn man kon iedereen helpen. Mensen noemden hem weleens de klompendokter.”

Ook los van de klompenkeuring genoot het echtpaar jaarlijks van het uitje naar Brabant. „Al die klompenmakers bij elkaar waren net één grote familie. We leken wel boeren; altijd hadden we het over ons beroep. Het was een mooie tijd, hoor.”

Hoewel de populariteit van de houten schoen al sinds haar beginjaren in het bedrijf afneemt, zag Van Zwienen de handel vanaf de jaren 80 het sterkst terug­lopen. „Vooral in het dorp begonnen mensen op het dragen van klompen neer te kijken.”

Nadat haar zoons midden jaren 90 de zaak overnamen, groeide de tak van de bomenrooierij uit tot het hoofdbedrijf. „Vroeger deden we dat naast de klompenmakerij, maar nu is dat andersom.” Haar zoons maken niet veel klompen meer. „Op zaterdagen komen gezinnen nog weleens langs –zelfs uit de Alblasserwaard– maar het loopt echt niet meer storm.”

Japanners

De weduwe heeft er vrede mee. „Vroeger kregen we nog weleens schoolklassen op bezoek. En veel buitenlanders, touringcars met Japanners, Engelsen en Slowaken. Die kwamen dan vanaf Kinderdijk even hierheen. Maar zo’n rond­leiding kostte heel veel tijd, terwijl we er nooit geld voor vroegen. Mijn zoons hebben het daar met de bomenrooierij nu veel te druk voor.”

Vond je dit artikel nuttig?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer