„Welzijnswerk vallend varken”
Heeft welzijnswerk in Nederland toekomst? De overheid denkt van niet, want die snijdt in de komende jaren stevig in de sector. Sommigen zien kansen, anderen vinden welzijnswerk uit de tijd.
De toekomst van het werk stond vrijdag ter discussie tijdens een debat dat het Tijdschrift voor de Sociale Sector organiseerde in De Balie te Amsterdam.
Marius Ernsting, directeur van Humanitas, een organisatie die zich bezighoudt met zorgverlening aan ouderen, kinderopvang en ander welzijnswerk, erkende dat zijn sector met een imagoprobleem kampt. Om dat te illustreren vertelde hij een waar gebeurd verhaal uit het Italiaanse Napels dat hij van een vakgenoot had gehoord.
Een wees had daar grote moeite om in zijn omgeving te vertellen hoe zijn vader om het leven was gekomen. Vaderlief was namelijk gestorven nadat een balkon van een huis naar beneden was gevallen en hij door een varken dat daar -zoals gebruikelijk in die stad- werd bewaard, werd bedolven. Eenieder die dit verhaal hoorde, moest ondanks het verdriet, eigenlijk in zichzelf glimlachen.
„Zo kun je vandaag de dag eigenlijk ook niet meer vertellen dat je bij een welzijnsinstelling werkt, zonder dat mensen een glimlach moeten onderdrukken”, zo besloot Ernsting, die in de jaren tachtig Tweede-Kamerlid voor de CPN was, zijn verhaal. Hij is niet gelukkig met de ontwikkeling. „We gaan van een breed verzorgend Rijnlands model, zoals in Duitsland en Zweden, naar een Angelsaksisch model, waarin de zorg minder is en alleen gericht op de echte knelpunten. Zo lijkt de nieuwe bijstandswet verdacht veel op de Armenwet uit de negentiende eeuw.”
Een echte oplossing had hij niet. Die kwam wel van Dik de Wit, directeur van een Goudse welzijnsinstelling. „Welzijn is niet populair, maar als je zegt wat we doen, ontstaat er begrip. Bibliotheken, clubhuizen, kinderopvang en ouderenbeleid vindt iedereen nodig. We doen nu ook aan buurtbemiddeling, reïntegratie en werken in het jeugdbeleid nauw samen met de politie. Komt u maar eens kijken wat we doen.”
Die benadering was Gabriël van den Brink, cultuursocioloog en verbonden aan het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, te simpel. Volgens hem is het welzijnswerk en de verzorgingsstaat uit de tijd. Om dat aan te tonen gaf hij de aanwezigen een kort lesje geschiedenis. „Mensen zoeken heil en vrede. Voor de Franse Revolutie vonden ze dat in de kerk. Rond 1850 kwam daarvoor de ideologie van het communisme in de plaats. Dat bleek niet te werken, en toen kwam rond 1900 de sociaal-democratie. Vanaf 1950 kreeg het heilsdenken zijn invulling in de verzorgingsstaat en in de jaren zestig en zeventig toen mensen massaal de kerk verlieten, in het welzijnswerk. Wat vroeger de kerken deden, kunnen wij nog beter, was de gedachte.”
Volgens Van den Brink zijn we nu in een andere tijd gekomen: „Daarom moeten we het oude niet reanimeren. We moeten kijken naar de problemen van nu. Die lossen we niet op door het idioom van de jaren zestig vast te houden.”
Waarden en normen zijn volgens de socioloog in de nieuwe tijd de sleutelwoorden. „Er is een consensus over dat onderwerp. We moeten leren dat ook tegen elkaar te zeggen. Spijbelen kan niet omdat dat slecht is voor de toekomst van de leerling zelf. We moeten onze waarden en normen doorgeven aan de nieuwkomers.
Als we dat niet doen gaat de schifting door. Mensen trekken nog steeds weg uit de wijk Charlois naar Capelle aan de IJssel. Een moderne samenleving kan het echter niet permitteren om verkeersregels massaal te laten overtreden, de buurten te laten verloederen, de mensen stoned op straat te laten liggen. Er is veel maatschappelijke onvrede. Het gaat om sociale samenhang, om het bij elkaar houden van mensen. Er is nu gelegenheid om daar wat aan te doen. Kijk naar de Rotterdamse aanpak.”
Zelfs GroenLinks-senator en publicist Jos van der Lans moest toegeven dat het verhaal van Van den Brink klonk als een klok, maar om nu zelf die sociale samenhang in de praktijk te brengen, daar voelde hij niet zo veel voor. „Ik moet er niet aan denken om bij de buren op de koffie te moeten, maar het moet bij mij in de buurt wel leefbaar zijn, af en toe een leuke tentoonstelling enzo.”
Van den Brink zette Van der Lans daarop direct schaakmat: „Het punt is nu juist dat de dingen die u wilt, gebeuren in wijken waar mensen bij elkaar op de koffie willen.”