Nederlandse broedeieren duur voor buitenland
De Nederlandse broedeibedrijven krijgen steeds meer te maken met buitenlandse concurrenten. Door een hoge kostprijs, de vogelpestcrisis van 2003 en de dure euro verzwakt de internationale concurrentiepositie. Dat stellen het Landbouw–Economisch Instituut (LEI) en de Animal Sciences Group van de Landbouwuniversiteit in Wageningen vrijdag in hun rapport over de Nederlandse broedeisector.
In het onderzoek hebben de twee instituten in opdracht van het ministerie van Landbouw gekeken naar de toekomstperspectieven voor deze groep boeren. Volgens de onderzoekers zijn er kapers op de kust uit Duitsland, Brazilië en Oost–Europese landen. Om de Nederlandse broedeisector te versterken moeten bedrijven volgens LEI en Animal Sciences Group meer gaan samenwerken.
De kostprijs van de Nederlandse broedeieren, zo is de verwachting, zal de komende jaren stijgen door scherpere eisen voor dierenwelzijn, milieu en dierengezondheid. Dit zal de internationale concurrentiepositie verder verzwakken. LEI en Animal Sciences Group raden de broedeisector aan meer samen te werken met de zogenoemde vermeerderingsbedrijven, waar ’moederdieren’ de eieren uitbroeden. In andere landen heeft die samenwerking de sector versterkt.
Nederland exporteerde in 2002 275 miljoen broedeieren met een waarde van bijna 52 miljoen euro. Dat is 27 procent van de totale productie broedeieren. Andere landen in de Europese Unie en het Midden–Oosten zijn de belangrijkste afzetmarkten voor de eieren.