Opinie

Oudejaarsrede Oranje 450 jaar van belang

De oudejaarsrede die 
Willem van Oranje 450 jaar geleden hield, is onverminderd actueel, stelt mr. Arnold Weggeman. De overheid mag niet heersen over geloof en geweten van de burgers.

Arnold Weggeman
31 December 2014 15:24Gewijzigd op 15 November 2020 15:34
beeld RD
beeld RD

In 1564 hield Willem van Oranje, ook wel Willem de Zwijger genoemd, in de Raad van State een enkele uren durende rede, die bekend is geworden als zijn oude­jaarsrede. Daarin gaf hij de klaroenstoot voor de godsdienstvrijheid. Het loont de moeite om nu, 450 jaar later, nog eens op ons te laten inwerken welke daad hij hiermee stelde. Wat was voor zijn rede de aanleiding en wat hield die precies in?

In 1531 stelde Karel V de Raad van State in als een adviesraad voor de landvoogdes over de Neder­landen. De Raad van State bestond uit leden van adel, leden van de hoge geestelijkheid en een aantal juristen. De taak van de Raad was te adviseren over de belangrijkste staatszaken en al wat de stand van zaken, de regering, de veiligheid en de verdediging van de Lage Landen betrof.

Drie weken na zijn troonsbestijging in 1555 benoemde Filips II elf nieuwe leden, onder wie Willem van Oranje en de graaf van Egmond. Zij moesten landvoogdes Margaretha van Parma adviseren. Er was echter geen sprake van eenstemmigheid binnen de Raad van State. Tussen de leden bestonden grote verschillen van inzicht. Daar kwam bij dat met regelmaat vergaderingen werden belegd waarvoor maar enkele leden van de Raad werden uitgenodigd, vooral als het om belangrijke zaken ging. Een van die leden was kardinaal Granvelle, die een steeds sterkere positie kreeg. Hij had de leiding over staatszaken in handen genomen en bevorderde in die hoedanigheid een streng optreden tegen de aanhangers van de hervorming.

Vooral dit beleid in godsdienst­zaken riep weerstand op bij een aantal adellijke leden van de Raad van State. Een dergelijk beleid strookte in hun visie namelijk niet met de tradities en privileges in de Lage Landen. Deze leden wierpen zich op als verdedigers van de traditionele vrijheden en keerden zich tegen de vergroting van de macht van de vorst. De tweespalt binnen het hoge college leidde uiteindelijk tot het vertrek van Granvelle. Daarmee kregen de leden van adel meer invloed op de landvoogdes.

Dieptepunt

De situatie van het land was in die tijd niet rooskleurig. Steeds meer mensen keerden zich af van de rooms-katholieke godsdienst en het aantal zogenoemde ketters nam toe. Ook met de financiën van het land was het slecht gesteld. Daar kwam nog bij dat de gehoorzaamheid van de onder­danen aan koning Filips II een dieptepunt bereikte. Dit alles was voor de Raad van State aanleiding om de koning hiervan in kennis te stellen. Met meerderheid van stemmen werd besloten de graaf van Egmond naar Spanje te zenden. In verband daarmee werd door de president van de Raad van State een instructie opgesteld die aan de graaf zou worden mee­gegeven. Aangezien de president het niet eens was met het sturen van Egmond, had hij de instructie in algemene bewoordingen opgesteld, zonder op de concrete situatie van het land in te gaan.

Dit was voor Willem van Oranje aanleiding om zich nadrukkelijk in de Raad van State uit te spreken over de ontstane situatie. Van deze oudejaarsrede zijn slechts enkele passages bewaard gebleven. Daarin benadrukt Willem van Oranje dat het van belang is ronduit aan de koning te melden dat het zo niet langer kan voortduren. Wat de zaken van de godsdienst betreft merkt hij op dat bij alle naburige volken ver­anderingen in de godsdienst plaatsvinden en dat het niet langer mogelijk is hier alles bij het oude te houden door plakkaten, inquisitie en bisschoppen, terwijl de geestelijken een ergerlijk leven leiden.

Verder wijst hij erop dat het een grote dwaling van de koning is dat in de Lage Landen het concilie van Trente – waarin de dogma’s van het rooms-katholieke geloof zijn opgenomen en de positie wordt bepaald tegenover de Hervorming– moet worden onderhouden. In het nabijgelegen Duitsland is dit concilie door alle vorsten 
–zowel rooms-katholieke als protestantse– verworpen. De koning zou er beter aan doen op het punt van de godsdienst wat toe te geven en de in de plakkaten gedreigde straffen tegen de ketters te vernietigen, of ten minste te matigen. En dan besluit Van Oranje zijn rede met de bekend geworden woorden dat hoezeer hij zelf voornemens was zich aan de katholieke godsdienst te houden, hij evenwel niet kon goedkeuren dat de vorsten over het geweten van hun onderdanen wilden heersen en hun de vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen.

Met deze proclamatie kwam Willem van Oranje lijnrecht tegenover de koning van Spanje te staan. Diens levensideaal was de binding van zijn onderdanen aan de rooms-katholieke godsdienst. Willem van Oranje had daaren­tegen duidelijk oog voor het wegvallen van de politiek-religieuze eenheid (één rijk, één godsdienst) als gevolg van de Reformatie en Contrareformatie. Hij beschouwde de vrijheid van godsdienst en geweten als een beginsel waaraan de overheid zich moet houden. In zijn visie mag de overheid niet heersen over de gewetens, het geloof en de godsdienst van de burgers. Daarmee legde hij de grondslag voor een modern grondrecht: de invloedssfeer van de overheid vindt zijn grens bij de intrinsieke waardigheid van het geweten en de ziel van de mens.

Debat

Na vierenhalve eeuw is deze oude­jaarsrede nog onverminderd actueel. Hoewel de vrijheid van godsdienst inmiddels is verankerd in nationale grondwetten en internationale verdragen en hand­vesten, is er nog steeds sprake van geloofsvervolging. In een vorige maand door de stichting Kerk in Nood uitgebracht rapport werd geconcludeerd dat in 55 landen de vrijheid van godsdienst tussen oktober 2012 en juni 2014 is ingeperkt. In 81 van de 196 landen –ofwel 41 procent– wordt de vrijheid van godsdienst aangetast of neemt deze af, aldus het rapport. Ook het afgelopen jaar hebben gewelddadige acties van organisaties zoals IS, Boko Haram en al-Shabaab laten zien dat nogal wat mensen gevaar lopen om vanwege hun geloof gevangengenomen of zelfs gedood te worden.

Maar ook in ons land blijft de oude­jaarsrede van Willem van Oranje relevant. De afgelopen jaren is de vrijheid van godsdienst dominant aanwezig geweest in het algemene, politieke en juridische debat in Nederland. De discussie spitste zich dan vooral toe op de concrete invulling van de vrijheid van godsdienst. Denk bijvoorbeeld aan het dreigende verbod op het ritueel slachten van dieren, de afschaffing van de enkelefeit­constructie in het onderwijs, de SGP-zaak en de discussie over het dragen van een boerka in de openbare ruimte en in onderwijs­instellingen. Sinds 1 november hebben gemeentebesturen te maken gekregen met een verbod om gewetensbezwaarde trouwambtenaren aan te stellen. Hoe zou Willem van Oranje hierover hebben geoordeeld?

De auteur werkt bij de Raad van State. Hij schreef deze bijdrage op persoonlijke titel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer