Ook zonder methode wordt pesten aangepakt in Uddel
Pesten is een hardnekkig probleem dat levenslange gevolgen kan hebben en soms zelfs levensbedreigend is. Ook de rijksoverheid ziet dat in en koos in eerste instantie voor een verplichte antipestmethode op een school. Maar het kan ook goed zonder.
Een twintigtal kinderen uit groep 6 zit muisstil in het ruime computerlokaal van de reformatorische Rehobothschool in Uddel, op de Veluwe. „Je zou niet zeggen dat het onderwerp pesten hier een rol speelt”, zegt leerkracht Peter Bronkhorst (39) van groep 7.
Toch is dat het geval. Het lastige is dat leerkrachten en docenten het pesten niet altijd zien, constateert Bronkhorst, sinds drie jaar antipestcoördinator van de Rehobothschool. „We zijn een grote school met veel hoeken en gaten. Pesten onttrekt zich vaak aan de waarneming van leerkrachten. Zeker als het uitsluiting betreft, een vaak onzichtbare variant van pesten.”
Officieel heeft de Uddelse onderwijsinstelling geen antipestmethode. Wel kent de school al zo’n vijftien jaar een coördinator die het pesten moet tegengaan. Niet verkeerd, want het ministerie van Onderwijs verwacht dat iedere school voor basis- én voortgezet onderwijs met ingang van het nieuwe schooljaar een goed werkende antipestaanpak heeft.
Voorkomen
Sinds hij deze functie bekleedt, haalt Bronkhorst alles uit de kast om pesten te voorkomen. „Eens in de twee jaar ga ik alle twaalf à veertien klassen langs om de leerlingen duidelijk te maken wat het verschil is tussen pesten en plagen. Bij pesten is er een verschil in leeftijd, in aantal of kracht. Vaak pesten meer leerlingen een enkeling meerdere keren.”
Een voorbeeld. In de winter kan een leerling een keer de ander diens muts van zijn hoofd trekken en weggooien. Dat is geen pesten. „Maar als het vaker gebeurt, en de muts wordt van de een naar de ander gegooid en belandt op het dak, dan gaat dat een grens over.”
Pesten gebeurt meestal in de groep, maar vindt zijn oorzaak bij de pester. Die is vaak op macht uit of wil zich soms wreken.
Gepeste leerlingen zijn vaak kinderen die iets afwijken van wat de groep normaal vindt, constateert de Uddelse leerkracht. „Ze hebben andere kleding, andere hobby’s of zien er anders uit. Of ze reageren anders, sociaal onhandig, soms zelf ook agressief.”
Bij de rondgang door de klassen maakt de antipestcoördinator bekend wat een leerling moet doen als hij zich gepest voelt. „Eerst naar de leerkracht, dan eventueel naar mij. Ook weten de ouders via de nieuwsbrief en de schoolgids dat ik het aanspreekpunt ben voor pesten.”
Op de hoogte
Dat werkt. „Onlangs belden de ouders van een gepeste jongen me. Daardoor kon ik op school meteen actie ondernemen richting de pesters en het slachtoffer. Ook heb ik de ouders van de pesters bij dit geval betrokken.”
De Rebobothcollega’s houden elkaar goed op de hoogte. „Tien keer per jaar stuur ik een nieuwe tegen pesten gerichte poster met instructies rond. Alle leerkrachten bespreken die in de klas. Ook besteden we drie keer per jaar op teamvergaderingen aandacht aan pesten.”
Het is belangrijk om pestgevallen in de klas bespreekbaar te maken, als de gepeste dat tenminste wil. „Ik ga in gesprek met de klas en behandel de vraag wat pesten met een kind doet. Pesten begint vaak klein, maar het kan uitgroeien tot iets groots, wat iemand een leven lang kan achtervolgen.”
Ook volgt Bronkhorst het groepsproces in een aantal klassen. „Momenteel speelt er nogal wat meidenvenijn in een groep. Ook in andere klassen is er wat onrust. Dat houd ik in de gaten.”
Veilig schoolklimaat
Het creëren van een veilig schoolklimaat is het doel van deze aanpak. Daartoe heeft de school tien ”gouden regels” opgesteld die centraal in de school hangen (zie kader). „Ik denk dat we op het punt van een veilig schoolklimaat nog een slag kunnen maken. Zo hebben we dit schooljaar voor het eerst de socialevaardigheidstraining de school binnengehaald.” Een deskundige van de gespecialiseerde schoolbegeleidingsdienst De Ambelt leidt een leerkracht op voor het geven van sova-trainingen.
Een andere verbetering is dat de oudere leerlingen twee keer per schooljaar een vragenlijst over hun welbevinden invullen, de SCOL-observatielijst. Zelf hanteert Bronkhorst het boekje ”Goed van start”. Daarin moeten groepjes leerlingen hun eigen kracht benoemen, hun eigen regels samenstellen en een poster over hun samenwerking maken. „Het helpt ook als leerkrachten hun leerlingen complimenteren en hun positieve kernkwaliteiten benoemen. Ik heb zelf ervaren dat een leerlinge mede daardoor beter in haar vel zit.”
Speerpunt
Bronkhorst waardeert het dat de rijksoverheid pesten tot speerpunt heeft gemaakt. „Alleen jammer dat leerkrachten van dezelfde rijksoverheid erg opbrengstgericht bezig moeten zijn, met de prestaties in cijfertjes. Daardoor krijgen wij bijna geen tijd om verbindende vakken zoals muziek, te geven. Een halfuur muziek in de week is goed voor de saamhorigheid, omdat leerlingen dit samen beleven.”
De Uddelse leerkracht vindt dat er juist op een christelijke school niet zou mogen worden gepest. „Het strijdt met de geboden om de naaste lief te hebben, niet te roddelen, niet te haten. Veel Bijbelse geschiedenissen hebben juist de spits van barmhartigheid. Dan pest je niet.”
Leerkring over pesten
Pesten is een ingewikkeld probleem, stelt orthopedagoge Lydia Visser-Lammers, die bij onderwijsdienst Driestar educatief pesten als aandachtsgebied heeft. „Het gebeurt veel vaker dan we beseffen. Een gepest kind heeft veel last van schaamte of angst. Het zal het pesten niet snel melden, vanwege de angst dat het meer gepest gaat worden.”
Er zijn diverse signalen waaraan kunnen ouders merken dat hun kind wordt gepest. „Bijvoorbeeld als het geen zin meer heeft om naar school te gaan, niet voor feestjes wordt uitgenodigd of niet lekker in zijn vel zit. Het pesten is duidelijk als het kind met kapotte kleding, tas of fiets thuiskomt, of als het aangeeft dat het wordt opgewacht door een groepje pesters die het kind mogelijk in elkaar heeft geslagen.”
Wat te doen? „Een ouder moet zijn kind serieus nemen, voorzichtig benaderen. En niet buiten het kind om actie ondernemen. Leg contact met de leerkracht, maak een afspraak voor een wat uitvoeriger gesprek. Werk samen met de school. Samenwerking met ouders is belangrijk. Leerkracht en ouders hebben elkaar hard nodig.”
Het is niet aan te raden dat ouders van de gepeste leerling zelf contact leggen met de ouders van de pester(s), stelt Visser. „De eersten kunnen vanuit hun emotie reageren. Het is beter om via school contact te leggen. Dat voorkomt dat ouders dingen doen waar ze later spijt van hebben.”
Feiten in kaart
Als is geconstateerd dat een kind in de klas wordt gepest, moet een leerkracht de feiten in kaart brengen. „Dat is lastig, want het pesten speelt zich vaak buiten zijn waarneming af. Een leerkracht moet zeker niet te snel zeggen dat het meevalt. Hij moet met de gepeste leerlingen én met de pesters praten. Want een gepest kind heeft een probleem, maar de pester soms ook.”
Een school kan daarbij volgens Visser het beste de principes van de zogeheten vijfsporenaanpak van pestdeskundige Bob van der Meer gebruiken. Deze is gericht op de vijf verschillende partijen die betrokken zijn bij pesten: het gepeste kind, de pester, de ouders, de klasgenoten en de leerkrachten. „De gepeste en zijn ouders moeten steun krijgen. De pester moet erop worden gewezen wat zijn gedrag met de gepeste klasgenoot doet. De hele groep moet erbij worden betrokken. Dit alles moet in het beleid van de school zijn verankerd.”
De orthopedagoge noemt het voorkomen van pesten erg belangrijk. „Aan het begin van elk jaar is positieve groepsvorming van groot belang. Dan bepalen de kinderen hun positie. De vragen wie de leider is en wie daarna een rang in de pikorde krijgt, worden dan beantwoord. De leerkracht vervult daarin een sleutelrol. Hij kan bijvoorbeeld veel opdrachten geven waarbij de leerlingen moeten samenwerken. En duidelijke omgangsregels stellen: dit doen we wel, dat doen we niet.” Uiteindelijk is het belangrijk dat het gepeste kind sterker wordt. „Het is mooi als de gepeste uit de slachtofferrol komt.”
Waardering voor ophef
Visser waardeert de ophef halverwege dit jaar. Toen stelde de rijksoverheid aanvankelijk het hebben van een antipestprogramma verplicht. „Door deze ophef zijn scholen en leerkrachten zich nog bewuster geworden van de noodzaak om pesten tegen te gaan.”
Het hebben van een antipestprogramma garandeert volgens haar lang niet altijd de bestrijding van pestgedrag. „Ook al heeft een school een mooie methode, de leerkracht moet ervan overtuigd zijn dat pesten niet mag voorkomen én zo nodig in actie komen.”
Driestar educatief heeft van het tegengaan van pesten een speerpunt gemaakt. De onderwijsdienst benoemde begin dit schooljaar een zogeheten leerkring, bestaande uit vier leerkrachten en de orthopedagogen Petra van Nederpelt en Visser zelf. Zij krijgen 2,5 jaar om studie te doen naar het onderwerp pesten. „De richting van het onderzoek ligt nog open, maar we proberen in ieder geval een Bijbelse visie op pesten te ontwikkelen”, aldus Visser. Mogelijk ontwikkelen ze ook digitaal gereedschap, bijvoorbeeld een app. Of een christelijke antipestmethode.
Tien gouden regels
Iedereen mag er zijn, hoe hij of zij er ook uitziet.
Wij schelden en/of lachen niemand uit.
Wij letten op ons taalgebruik.
Wij roddelen niet over andere leerlingen.
Wij blijven van elkaar en elkaars spullen af.
Als iemand ons hindert, vragen wij hem of haar ermee te stoppen.
Als dat niet helpt, vragen we de pleinwacht om hulp.
Als er ruzie is, spelen we niet voor eigen rechter.
We gebruiken geen geweld tegen elkaar.
We helpen anderen om zich aan deze afspraken te houden.
Leerkring over pesten
Pesten is een ingewikkeld probleem, stelt orthopedagoge Lydia Visser-Lammers, die bij onderwijsdienst Driestar Educatief pesten als aandachtsgebied heeft. „Het gebeurt veel vaker dan we beseffen. Een gepest kind heeft veel last van schaamte of angst. Het zal het pesten niet snel melden, vanwege de angst dat het meer gepest gaat worden.”
Er zijn diverse signalen waaraan kunnen ouders merken dat hun kind wordt gepest. „Bijvoorbeeld als het geen zin meer heeft om naar school te gaan, niet voor feestjes wordt uitgenodigd of niet lekker in zijn vel zit. Het pesten is duidelijk als het kind met kapotte kleding, tas of fiets thuiskomt, of als het aangeeft dat het wordt opgewacht door een groepje pesters, die het kind mogelijk in elkaar heeft geslagen.”
Wat te doen? „Een ouder moet zijn kind serieus nemen, voorzichtig benaderen. En niet buiten het kind om actie ondernemen. Leg contact met de leerkracht, maak een afspraak voor een wat uitvoeriger gesprek. Werk samen met de school. Samenwerking met ouders is belangrijk. Leerkracht en ouders hebben elkaar hard nodig.”
Het is niet aan te raden dat ouders van de gepeste leerling zelf contact leggen met de ouders van de pester(s), stelt Visser. „De eersten kunnen vanuit hun emotie reageren. Het is beter om via school contact te leggen. Dat voorkomt dat ouders dingen doen waar ze later spijt van hebben.”
Feiten in kaart
Als is geconstateerd dat een kind in de klas wordt gepest, moet een leerkracht de feiten in kaart brengen. „Dat is lastig, want het pesten speelt zich vaak buiten zijn waarneming af. Een leerkracht moet zeker niet te snel zeggen dat het meevalt. Hij moet met de gepeste leerlingen én met de pesters praten. Want een gepest kind heeft een probleem, maar de pester soms ook.”
Een school kan daarbij volgens Visser het beste de principes van de zogeheten vijfsporenaanpak van pestdeskundige Bob van der Meer gebruiken. Deze is gericht op de vijf verschillende partijen die betrokken zijn bij pesten: het gepeste kind, de pester, de ouders, de klasgenoten en de leerkrachten. „De gepeste en zijn ouders moeten steun krijgen. De pester moet erop worden gewezen wat zijn gedrag met de gepeste klasgenoot doet. De hele groep moet erbij worden betrokken. Dit alles moet in het beleid van de school zijn verankerd.”
De orthopedagoge noemt het voorkomen van pesten erg belangrijk. „Aan het begin van elk jaar is positieve groepsvorming van groot belang. Dan bepalen de kinderen hun positie. De vragen wie de leider is en wie daarna een rang in de pikorde krijgt, worden dan beantwoord. De leerkracht vervult daarin een sleutelrol. Hij kan bijvoorbeeld veel opdrachten geven waarbij de leerlingen moeten samenwerken. En duidelijke omgangsregels stellen: dit doen we wel, dat doen we niet.” Uiteindelijk is het belangrijk dat het gepeste kind sterker wordt. „Het is mooi als de gepeste uit de slachtofferrol komt.”
Waardering voor ophef
Visser waardeert de ophef halverwege dit jaar. Toen stelde de rijksoverheid aanvankelijk het hebben van een antipestprogramma verplicht. „Door deze ophef zijn scholen en leerkrachten zich nog bewuster geworden van de noodzaak om pesten tegen te gaan.”
Het hebben van een antipestprogramma garandeert volgens haar lang niet altijd de bestrijding van pestgedrag. „Ook al heeft een school een mooie methode, de léérkracht moet ervan overtuigd zijn dat pesten niet mag voorkomen én zo nodig in actie komen.”
Driestar Educatief heeft van het tegengaan van pesten een speerpunt gemaakt. De onderwijsdienst benoemde begin dit schooljaar een zogeheten leerkring, bestaande uit vier leerkrachten en de orthopedagogen Petra van Nederpelt en Visser zelf. Zij krijgen 2,5 jaar om studie te doen naar het onderwerp pesten. „De richting van het onderzoek ligt nog open, maar we proberen in ieder geval een Bijbelse visie op pesten te ontwikkelen”, aldus Visser. Mogelijk ontwikkelen ze ook een digitaal gereedschap, bijvoorbeeld een app. Of een christelijke antipestmethode.