Kerk & religie

Oorlog beroofde Rotterdam van tientallen kerken

In de binnenstad van Rotterdam werden in mei 1940 32 kerken verwoest. Gebouw, meubilair, orgel, er was vaak niet of nauwelijks iets van over. Van sommige bleef zelfs niet eens een duidelijke afbeelding bewaard.

L. Vogelaar
18 December 2014 09:23Gewijzigd op 15 November 2020 15:16
De Grote of St. Laurenskerk. Verwoest, maar herbouwd. beeld Straatkaart
De Grote of St. Laurenskerk. Verwoest, maar herbouwd. beeld Straatkaart

De rooms-katholieke kerk op het Noordereiland werd op 12 mei tijdens een luchtaanval vernietigd. Twee dagen later bombardeerden de Duitsers de binnenstad om het Nederlandse leger op de knieën te dwingen. In een brede strook in het centrum en ten noorden ervan, van Kralingen tot station Hofplein, wierpen 54 Heinkels in totaal 97.000 kilo brisantbommen af.

Overal stortten gebouwen in en braken branden uit. Het bombardement duurde die dinsdagmiddag nog geen kwartier, maar de schade was enorm. Het centrum van Rotterdam was „één reusachtige vuurzee. Helrood was de lucht, soms leek zij paars. Dikke, zwarte rookwolken stegen kolkend op”, aldus een beschrijving van dr. L. de Jong. Radeloos van angst sloegen de mensen op de vlucht, soms dwars door de vlammenzee heen. Tot ver in de omtrek van de stad was de rook te zien en dwarrelden verkoolde snippers papier neer.

Na twee dagen had de brandweer, geholpen door meer dan duizend vrijwilligers, de ergste brandhaarden bedwongen. Zo’n 25.000 huizen waren verwoest. Het aantal slachtoffers –schattingen lopen uiteen van 650 tot 900– is nooit precies vastgesteld. De binnenstad was veranderd in een geblakerde puinhoop. Bijna 80.000 Rotterdammers (13 procent van de stadsbevolking) raakten dakloos.

Ook 32 kerken waren in een puinhoop veranderd. Er waren markante gebouwen bij, zoals de Schotse Kerk uit 1697 en de oudkatholieke kerk uit 1702. Een synagoge uit 1725 en een evangelisch-lutherse kerk uit 1736 gingen eveneens verloren. Maar ook eenvoudige zaalkerkjes werden weggevaagd, zoals het gebouw waar Pleun Kleijn zijn preken las.

De Rooms-Katholieke Kerk was zeven gebouwen kwijt (waarvan er één niet meer in gebruik was), de Hervormde Kerk vijf, het Leger des Heils vier, de Gereformeerde Kerken twee.

Van al die tientallen bedehuizen zijn er slechts enkele hersteld: de Grote of Sint-Laurenskerk en de Noorse Kerk aan de Westzeedijk. De dakloze gemeenten kwamen bijeen in een zaal of schoollokaal, of ze bouwden een noodkerk.

De gebouwen van de Gereformeerde Gemeenten bleven gespaard. Tot de verwoeste godshuizen behoorde wel de christelijke gereformeerde kerk van Rotterdam-Centrum. Daar stond ds. S. van der Molen. Hij maakte zelfs twee keer mee dat zijn woonplaats gedeeltelijk werd geruïneerd: in 1944 woonde hij nog maar nauwelijks een week in Arnhem toen daar de strijd tussen geallieerde parachutisten en Duitse verdedigers losbrandde. Ds. Van der Molen ging lopend naar Apeldoorn, terwijl hij een handkar duwde met zijn zieke vrouw en een zieke dochter erop.

Gedwongen sloop

Niet alleen het meibombardement was verantwoordelijk voor het verdwijnen van kerken uit de Maasstad. De Amerikanen bombardeerden Rotterdam-West op 31 maart 1943. Ze hadden het haven- en industriegebied op het oog, maar een deel van de bommen viel in de aangrenzende woonwijken. Daarbij kwamen 400 mensen om het leven en raakten 16.500 mensen dakloos.

De Gereformeerde Kerken verloren tijdens dit ”vergeten bombardement” de Mathenesserkapel, die nog geen vijftien jaar oud was. De rooms-katholieke St. Elisabethkerk aan de Mathenesserlaan kon worden hersteld.

De hervormde kapel aan de Kralingse Kerklaan moest in 1944 worden gesloopt, omdat de Duitsers er betonnen verdedigingswerken wilden aanleggen. In Hoek van Holland, een ”uit-Hoek” van Rotterdam, werd een houten gebouw van de roomse parochie in 1944 zwaar beschadigd door de inslag van een Duitse raket (V2).

Bange dagen

De christelijke gereformeerde kerk van Rotterdam-West behield haar markante kerkgebouw aan de Coloniastraat. De predikant, ds. K. Groen, overleed in 1943 in Ameide nadat hij daar in een dankdagdienst was voorgegaan. Ds. W. F. Laman werd in 1944 zijn opvolger in Rotterdam-West en maakte daar de razzia van 10 en 11 november mee. Zo’n 50.000 mannen waren uit de stad weggevoerd.

„Nóóit zal ik zondag 12 november 1944 vergeten”, schreef ds. Laman. „Toen ik met de kerkeraad de kerk betreden had en in ’t stille gebed mij tot den Heere wenden mocht, kwam het luidkeels snikken mij al tegen. Na votum en zegenbede werd het mij al machtiger. Want wat een droeve aanblik… Uw plaatsen ledig. Schier allemaal vrouwen en kinderen en hier en daar een man. Het eerste psalmvers was „’k Ben gewoon in bange dagen mijn benauwdheid U te klagen…” Toen was het een ogenblik ondoenlijk voor mij om mijn werk te verrichten. Een huilende menigte!” Naar aanleiding van 2 Koningen 19:14 preekte ds. Laman over ”Een smeekschrift ingediend bij het hemelhof”.

In januari 1945 schreef hij aan de weggevoerden: „Wees er zeker van dat het thuisfront minstens zoveel droefheid kent om uw heengaan als gij de smart doorleeft van het alles achterlaten wat u lief en dierbaar is.”

Een groot aantal gezinnen in de Maasstad moest zonder vader en broers de Hongerwinter zien door te komen. Er overleden mensen door voedselgebrek, er werd kou geleden door brandstofgebrek, eigenlijk was er gebrek aan alles. Een waas van somberheid lag over het dagelijks leven.

Wederopbouw

Na de Bevrijding begon de wederopbouw. Het oplossen van de woningnood kreeg prioriteit. De mensen die door de bombardementen dakloos waren geraakt, hadden elders in de stad of daarbuiten nieuw onderdak gevonden. Er werden nieuwe wijken ontworpen en grote aantallen huizen gebouwd. De havens moesten worden hersteld en er werd een nieuw stadscentrum gebouwd dat in weinig meer herinnerde aan de binnenstad die door het oorlogsgeweld was weggevaagd.

Het gebrek aan materiaal bleek nog lange tijd een belemmering voor bouw- en verbouwingsplannen van kerken. Het eerste bedehuis dat in Rotterdam gereedkwam, was de evangelisch-lutherse Andreaskerk, geopend op 2 oktober 1949. Andere kerkgemeenschappen moesten nog vele jaren geduld hebben.


Na het bombardement 
van 14 mei 1940

„Wij kregen de eerste bommen. Die gingen door het dak en door de slaapkamer en ontploften. Wij stonden met z’n achten op de trap. Opa en ik als laatsten. We werden in één klap door de luchtdruk met de voordeur en al op straat gedrukt. Wonder boven wonder, niemand had enig letsel. (…)

De volgende dag gingen mijn vader en ik naar de plaats waar ons huis gestaan had. Metershoge puinhopen en een ijzige stilte… Toen heb ik voor het eerst mijn vader ontredderd zien huilen. Geen huis, geen werk meer, geen kleding en geen geld meer of wat dan ook.

Na wat omzwervingen in de binnenstad kwamen we via een kennis in een leegstaand bovenhuis. Zonder enige bezittingen, dus moesten we op de grond slapen. We kregen eten van rondom ons wonenden.”

D. M. Hoogenboezem in Westerkontakt, uitgave van de christelijke gereformeerde kerk te Rotterdam-West, mei 2005.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer