Geringe aandacht voor engelen in protestantse verkondiging
Het gaat snel op Kerst aan. In de kerken en allerlei religieuze groeperingen worden vieringen voorbereid. Kerstnachtvieringen te over. Gastronomische etablissementen adverteren met aantrekkelijke kerstmenu’s, om over de beschrijving daarvan in de magazines van de supermarkten maar niet te spreken. Een daarvan trok mijn bijzondere aandacht. Na de vermelding van hoe in zeven landen aan tafel het kerstfeest wordt gevierd, volgt een beschrijving van het kerstdiner in de Franse Provence. Het is daar traditie om het kerstdiner af te sluiten met nota bene dertien nagerechten, wat de herinnering oproept aan Jezus en de twaalf apostelen. Op de tafel een krans van groen, goud en rood, waarbij de laatste kleur het bloed van Christus symboliseert. Hier liet en laat zich nog altijd het geestelijke gedachtegoed van de Rooms-Katholieke Kerk gelden.
In een gesprek over het komende kerstfeest merkte iemand op dat in de kerken van protestantse signatuur nooit of bijna nooit meer over engelen iets wordt gezegd, noch over hun bestaan noch over hun hemelse ”functies” en hun verschijningen op aarde. Waar gaat dat op terug, was de vraag. „Daar hoorden zij engelen zingen, een liedeke vloeiend en klaar, de herders naar Bethlehem gingen en vonden Jezus daar”, wordt nauwelijks nog gezongen. En zo dikwijls als engelen in de Bijbel worden genoemd als wezens die God voortdurend loven en dienen (Jesaja 6:2) en die naar de aarde worden gestuurd om Gods boodschappen over te brengen (Lukas 2:10) en om gelovigen te beschermen en te redden (Psalm 91:11 en Handelingen 12:7), zo weinig aandacht krijgen ze in de protestantse verkondiging.
In de rooms-katholieke theologie hebben engelen een grote plaats, met veel nadruk op hun verering en hun werkelijk bestaan. En de functionering van beschermengelen ontleent men aan Job 33:23. Binnen het protestantisme is men op dit punt kennelijk ingehoudener en in het modern denkende deel daarvan twijfelen velen en ontkennen vandaag niet weinigen zelfs hun bestaan. Wat mogelijkerwijs samenhangt met de toegenomen kennis van een mateloos groot heelal. Waar is het domicilie van al die engelen? was de vraag. Geen gemakkelijke vraag. Opmerkelijk is dat Karl Barth in zijn theologie engelen als boodschappers een bijzondere plaats toekent. Luther geloofde in een individuele beschermengel toen hij bad: „Laat uw heilige Engel bij mij zijn.” En ook Augustinus was van oordeel dat engelen een zeker recht op verering hebben, maar dat dan meer in de sfeer van navolging.
Hoe kwam het gesprek met enkele mensen hierover op gang? Allereerst door een vrouw die vertelde dat bij een vliegreis in ongewoon veel turbulentie door inzittenden die naar buiten keken, een engel werd gezien, die door een passagier is gefotografeerd. De foto waarvan zij een afdruk toonde gaf inderdaad de figuur van een engel te zien. Op mijn vraag of het toch niet een mensvormig samengestelde wolk geweest kon zijn volgde een pertinente ontkenning.
Een andere deelnemer aan het gesprek memoreerde het bekende verhaal van ds. Smytegelt in Middelburg, die in het donker van een preekbeurt onderweg naar huis, aan weerszijden van het bruggetje (bij wat nu de Koepoort heet), in de struiken door twee kerels werd opgewacht met de bedoeling hem eens flink toe te takelen. Ze bekenden later hun plannen niet te hebben uitgevoerd, omdat ze beiden aan weerskanten van zijne eerwaarde een engel hadden gezien. En wat te denken van Hebreeën 13:2, waar wordt gezegd dat sommigen vanuit hun empathische instelling herbergzaam waren en zonder het te weten engelen hebben geherbergd.
Preken waarin engelen voorkomen zijn zeldzaam. Maar misschien worden de komende kerstdagen velen met een preek over engelen verrast.