Troost
Johannes 6:69
„Gij zijt de Christus…”
In de Bijbel wordt gesproken over de voortdurende aanroeping van Christus, ook wanneer Hij niet zichtbaar met de mensen omgaat. Daarom kan deze verering niet verstaan worden, zoals de Joden beweren, van het uiterlijk eerbewijs dat iemand die tegenwoordig is, betoond wordt, zoals aan een koning, die het burgerlijk gezag bekleedt. Maar de (gisteren) genoemde teksten handelen over de Messias, Die Zijn Kerk verhoort, hulp biedt en bewaart, overal ter wereld en in alle tijden. Deze dingen zijn eigen aan een almachtige natuur.
Het is daarom nuttig om deze leer bij de profeten over de aanroeping van de Messias te overwegen. Het blijkt dat de vaderen, de profeten en andere vromen van het Oude Testament de godheid van de Messias juist door de aanroeping beleden hebben. Die gezegden onderwijzen ons niet alleen over de natuur van de Zoon, maar troosten ons ook en wekken ons tot de aanroeping op.
Laat deze reden dus altijd in het oog gehouden worden, daar er zo dikwijls een voorschrift gegeven wordt over de aanroeping van Christus. Men moet wel toestemmen dat er in Christus een goddelijke natuur is. Want het betekent dat Hij de bewegingen van de harten van alle mensen overal ter wereld ziet. Dit brengen wij in herinnering, en het voorbeeld van de kerk, die dikwijls het gebed herhaalt: „Christus, ontferm u.” Dit gebed is een belijdenis van de godheid van Christus.
Philippus Melanchthon, theoloog te Wittenberg
(”Loci communes”, 1551)