Commentaar: Afschaffen lijstverbinding vereist veel meer bezinning
Het zit er dik in dat de Tweede Kamer dinsdag in meerderheid voor de motie-Taverne stemt. De liberale volksvertegenwoordiger vraagt in deze motie, ook door SP en D66 ondertekend, het kabinet om „de mogelijkheid tot het aangaan van lijstverbindingen bij verkiezingen af te schaffen, en de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel ter zake voor te leggen.”
Als zo’n wet er inderdaad komt, is dat met name voor kleine partijen vervelend. Die slaagden er in het verleden nogal eens in om door een lijstverbinding een zeteltje extra binnen te slepen. Een voorbeeld dat voor het grijpen ligt, zijn de laatste Kamerverkiezingen. Had de ChristenUnie in 2012 geen lijstverbinding gehad met de SGP, dan had zij in plaats van vijf zetels er slechts vier gescoord. De zetel in kwestie was in dat geval naar de Partij voor de Dieren gegaan.
Toch betekent het feit dat de motie-Taverne vandaag waarschijnlijk wordt aangenomen, nog niet dat het zó’n vaart gaat lopen. Kabinetten voeren moties niet altijd uit. Als een vraag van de Kamer sterk indruist tegen de overtuiging van een regering, kan zij een motie naast zich neerleggen. Ook kan zij voor een uitsteloperatie kiezen, bijvoorbeeld door eerst maar eens een onderzoek te starten naar de verlangde zaak.
Dat laatste zou in dit geval weleens de reactie van minister Plasterk (Binnenlandse Zaken) kunnen zijn. Deze gaf immers vorige week al aan weinig voor Tavernes voorstel te voelen. Plasterk had drie argumenten. De eerste is dat lijstverbindingen een „arrangement” voor de kiezer vormen; ze geven hem de garantie dat zijn stem, als die niet aan de partij van zijn eerste voorkeur ten goede komt, dan toch wel ten nutte komt aan een verwante partij. Zijn tweede argument luidt dat bijna alle partijen in het verleden wel van het verschijnsel lijstverbinding gebruik hebben gemaakt; blijkbaar hadden zij er toch best waardering voor. Zijn derde argument is dat afschaffen ongunstig is voor de kleintjes.
Het zijn precies die redenen die het voor het kabinet verstandig maken om inzake de motie-Taverne inderdaad even op de rem te trappen en eerst nog eens goed uit te (laten) zoeken wat nu precies alle voor- en nadelen van het afschaffen van lijstverbindingen zijn. De optie van lijstverbindingen is immers een onderdeel van ons totale democratische systeem; uit dat gebouw mag je nooit zomaar, ondoordacht, één steen wegtrekken.
In dit licht is vooral het volgende van belang. Taverne en de zijnen willen lijstverbindingen afschaffen omdat het in dit systeem mogelijk is dat een partij de meeste stemmen haalt, maar toch niet de meeste zetels krijgt (te weten wanneer haar concurrent voordeel trekt uit een lijstverbinding). Dat zou oneerlijk zijn. Maar hoe eerlijk is eigenlijk een systeem dat de lijstverbindingen afschaft, maar de huidige wijze van restzetelverdeling intact laat? Dát systeem leidt ertoe dat een grote partij, zeg de VVD, een restzetel krijgt toegewezen op basis van een surplus van bijvoorbeeld 30.000 stemmen, terwijl een kleinere partij, zeg de SGP, een surplus kan hebben van 35.000 stemmen, maar de restzetel mist wegens het enkele feit dat zij kleiner is (want dan geldt het principe van het zogeheten grootste gemiddelde). Is dat dan wél eerlijk?