Kerk & religie

Religiestudies morrend tot elkaar veroordeeld

Wie weet waar het heen moet met religiestudies in Nederland mag het zeggen. Ook de verkenningscommissie van de KNAW kreeg gisteren de handen nog niet op elkaar, met haar voorstel voor een nieuw overkoepelend orgaan.

Cees-Jan Smits
2 December 2014 15:29Gewijzigd op 15 November 2020 14:50
In het EYE filmgebouw in Amsterdam legde een verkenningscommissie maandag haar voorlopige bevindingen over de staat van theologie en religiestudies in Nederland neer. beeld ANP
In het EYE filmgebouw in Amsterdam legde een verkenningscommissie maandag haar voorlopige bevindingen over de staat van theologie en religiestudies in Nederland neer. beeld ANP

Een lichte spanning was er wel voelbaar onder het selecte publiek van bestuurders, rectoren en andere belanghebbenden rond het veld van theologie en religiestudies. Na een lange aanloop met meerdere consultatierondes maakte een ”verkenningscommissie” van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) gisteren in het futuristische filmgebouw EYE aan het Amsterdamse IJ haar voorlopige bevindingen over de staat van theologie en religiestudies in Nederland bekend. En er werd een toekomstvisie gepresenteerd, die naar verwachting behoorlijk gewicht in de schaal zal gaan leggen.

Want voorzitter van de commissie prof. dr. Ed Noort, van huis uit oudtestamenticus, liet weinig misverstand bestaan over hoe het veld er volgens de commissie momenteel bijligt: „We slagen er niet in de pluriformiteit te boven te komen en overkoepelend uit te buiten. Het veld is versnipperd en verlamd door tegengestelde belangen.” Dalende studentenaantallen, allerlei sluitingen van voorheen bloeiende faculteiten en het geheel verdwijnen van kleine vakken zijn slechts de meest in het oog springende pijnpunten, aldus Noort. „Het is nu echt de hoogste tijd dat er iets gebeurt”, zo benadrukte hij nog maar eens.

Voordat hij de visie van de commissie presenteerde, voelde Noort zich echter genoodzaakt wat kou uit de lucht te halen. „Er is wat commotie ontstaan. De commissie zou geen goede afspiegeling vormen van het veld en daardoor partijdig zijn in de oordeelsvorming.” Maar een kleine rekensom leert dat een volledig representatieve commissie te log zou worden om te kunnen bewegen, aldus Noort, die daarmee wel zijn analyse dat er sprake is van verlamming onderstreepte, maar waarschijnlijk de betrokken verontrusten niet echt kon overtuigen.

Impact

Tegen de achtergrond van krimp en versnippering was het doel van de commissie om „aanbevelingen te doen ter versterking.” De oude secularisatiethese dat religie helemaal zal verdwijnen is namelijk achterhaald gebleken, aldus Noort. „Wetenschappelijke expertise over religie blijft wel degelijk dringend gewenst.”

Het ging daarbij niet om concrete voorstellen tot nieuwe reorganisaties, bezwoer de oudtestamenticus. „Het is eerder een reactie op al die bewegingen van de afgelopen jaren.”

De langverwachte en ook wel gevreesde aanbeveling werd uiteindelijk een voorstel voor de oprichting van een landelijk orgaan dat nu wél de gezochte overkoepeling zou kunnen bieden: een Netherlands Academy of Religion (NAR).

Instellingen zouden daarin moeten participeren om gezamenlijk drie dingen te realiseren, waar zij ieder voor zich volgens Noort tot dusver onvoldoende in slaagden: versterking, vernieuwing en verbreding. Versterking van de samenwerking en „complementariteit”, vernieuwing en actualisering van het onderzoek en verbreding van de „maatschappelijke impact”, doordat de NAR zich zou kunnen opwerpen als een soort nationaal loket voor religieuze vraagstukken. Ook zou de NAR kunnen meedingen om Europese subsidiegelden, waar het binnenhalen daarvan op nationaal niveau tot dusver nauwelijks lijkt te lukken.

Omdat een randvoorwaarde voor de aanbevelingen was dat die geen geld mochten kosten, stelde de commissie bovendien voor om de te vormen NAR op te trekken vanuit de reeds bestaande onderzoeksscholen Noster en Nisis.

Omdat deze onderzoeksscholen een grote mate van zelfstandigheid van de deelnemende instellingen laten bestaan, lijkt de NAR veel meer dan de eerder door een andere onderzoekscommissie voorgestelde Divinity School slechts een soort netwerkinstelling te moeten worden, met een uitgesproken formeel profiel. Toch zouden ook de ambtsopleidingen onder de NAR-paraplu terecht moeten komen, aldus Noort. „Ook zij zijn aan het verschuiven.”

De commissie gaf verder aan vooralsnog niet voor te zullen stellen om ook positieve of negatieve financiële prikkels te verbinden aan het besluit van een instelling om al of niet deel te nemen aan de NAR.

Stilte

De reacties vanuit de zaal op het voorstel bleven in eerste instantie wat afwachtend. Waarom zou dit nu wel lukken, terwijl allerlei eerdere pogingen om het vakgebied meer profiel te geven zijn gestrand? Waarom zouden instellingen een stuk zeggenschap over hun onderzoeksagenda overdragen aan een overkoepelend orgaan? Hoe kan dit ooit slagen, als het op een koopje moet?

Prof. Noort zag één groot verschil met eerdere. Waar het voorheen soms aan politieke wil leek te ontbreken, kunnen bestuurders zich die luxe volgens hem nu niet meer veroorloven: „De situatie is écht veranderd.” Ook commissielid prof. dr. Ruard Ganzevoort benadrukte de noodzaak om nu echt stappen te zetten. De stilte die volgde op zijn vraag „of de zaal dit gevoel voor urgentie ook deelde”, leek hem daarin gelijk te geven.

Tegelijk erkende Noort volmondig dat het plan „kwetsbaar” was. Ganzevoort: „Het was verleidelijk om mooie vergezichten te gaan schetsen, maar dan haken instellingen af. Het gaat om een groeitraject. Maar het is zeer de vraag of dat genoeg is.”

Kerken

Prof. dr. H. G. L. Peels, aanwezig namens de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), had gemengde gevoelens bij het plan voor de NAR: „Het beeld dat ze schetsen is eerlijk en de urgentie is inderdaad groot. Het voorstel waar ze mee komen is op zich ook best sympathiek. Maar als zo’n NAR ook allerlei sociologische en antropologische studies moet binnenhalen, zoals de commissie voorstelt, vraag ik me wel af wat er nog aan theologie overblijft. En de kerken komen in het hele plan niet voor, terwijl ze toch grote spelers zijn.”

Prof. Peels „proefde ook wel wat teleurstelling” onder de aanwezigen, omdat het plan „niet heel vernieuwend” is. „Alles zal afhangen van hoe de structuur van de NAR verder zal worden ingevuld.”

De hoogleraar is „zeer benieuwd” naar het definitieve rapport. Dat zal in april volgend jaar aan de KNAW worden aangeboden, als de reacties op de bijeenkomst van gisteren zijn verwerkt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer