Anne de Vries bewijst: christen kan ook vakman zijn
Anne de Vries liet zien dat goed schrijven en een christelijke identiteit wel degelijk kunnen samengaan, stelt Lenze L. Bouwers.
In 1964 overleed Anne de Vries voor de deur van zijn uitgever Dijkstra in Zeist. En dat kon niet zonder dat hij geboren was (in 1904), in Assen. In 2014 krijgt hij weer (even) de aandacht die hij verdient. We herdenken.
Daaraan zitten twee kanten. Zoals een munt heeft. Aan de ene kant is er het portret van de man die zo veel boeken schreef, waarvan er nog steeds herdrukt worden. Dat was hij die lesmethodes schreef die kinderen deden smullen van taal. Hij die veel gelezen, geprezen werd, die zijn tienduizenden lezers heeft geraakt met zijn taal, zijn spanning.
Verliezen van de tijd
De schrijver die hoogte- en dieptepunten kende. Ook in zijn tijden van creativiteit. In de Tweede Wereldoorlog wilde het schrijven van een roman maar niet lukken, en toch pakte hij nieuw werk aan: de kleuterbijbel werd geschreven, hij legde zich die taak op, elke dag een fragment.
Nu, vijftig jaar na zijn sterven, wordt hij bijna niet meer gelezen. Hoe kan dat? De meeste schrijvers verliezen het van de tijd. Die levert nieuwe situaties, andere spanningsvelden, een andere aanpak van de taal. En dat alles individueel. Want er is geen algemeen, eenvormig model om een boek te waarderen, te (laten) maken. Een boek is een levend organisme, gemaakt door een mens met zijn (soms beperkte) gaven, zijn taalschat, zijn inleving, zijn staan in de wereld. En vooral die wereld verandert, heel snel zelfs de laatste vijftig jaar.
Vergankelijkheid
En dat is de andere kant van de munt: vergankelijkheid. Het Predikerrefrein: de zon gaat op, de zon gaat onder, de schrijver komt op en sterft en zijn werk raakt in de vergetelheid. Dat kan betekenen dat je –terwijl je gaven hebt– het werk niet oppakt. Maar gelukkig werkte Anne de Vries toch door.
Hij inspireerde nieuwe auteurs, zeker in christelijke kring, om ook te gaan schrijven, al is er –volgens dezelfde Prediker– geen einde aan het maken van boeken en is het voltooien en lezen ervan vermoeiend werk. Prediker had het ervaren, maar schreef een onsterfelijk boekje. Dat is humor in de ernst.
Anne de Vries blijft voor de literaire wereld in zijn totaliteit behoren tot een aparte klasse, samen met W. G. van de Hulst. Zijn romans hebben geen opgelegd christelijk sausje, maar er zit een bloedstroom van Bijbels leven doorheen. Hij is een verteller, en vertellers zijn vandaag niet zo in bij literaire beoordelaars. Maar wel bij kinderen. Had hij vandaag geleefd, dan had hij misschien wel de prijs van lezers gekregen voor ”Reis door de nacht”.
Twee-eenheid
Zelf –ik kwam uit een arbeidersmilieu– heb ik met rode oortjes ”De grote veenbrand” gelezen. (Tussen twee haakjes: waarom krijgen kinderen op het kerstfeest geen boekje meer?) De hoofdpersoon fungeerde voor mij als identificatiefiguur. Die jongen durfde wat: hij dacht, terwijl het vuur van een felle veenbrand dichterbij kwam, aan zijn schaap dat op een veldje op afstand van zijn huis graasde. Hij rende ernaartoe, pakte het beest en gewillig liet het zich met hem in de sloot glijden. Hij hield de kop van het beest boven water en intuïtief snapte het dier: dit was de enige manier om te overleven.
Toen de brand voorbij was, bestrafte zijn vader hem: „Jongen, wat waren we bang.” Maar de jongen zei: „De goede Herder zou het ook gedaan hebben.” Bij die zin had ik tranen in mijn ogen. Spanning en een christelijke identiteit gaan als een twee-eenheid samen. ”De grote veenbrand” was echt een boek dat me tot meer lezen aanzette.
Op de middelbare school stond ”Bartje” op mijn lijstje van vijf boeken (ik mocht het boek kopen; zo leerde je een bibliotheekje opbouwen). Het boek werd door sommige critici afgedaan als een aardige streekroman –een van de vele in die tijd– en niet gerekend tot de jeugdliteratuur. Maar het boek gaat over veel meer dan Drenthe alleen. Het gaat om de karakterontwikkeling. Anne de Vries kon zich goed inleven in de kinderlijke ziel. Door het wat naïeve karakter van de jongen is er veel verwondering in te vinden.
Met deze psychologische diepgang in de weergave van een kinderziel, de mooie natuurbeschrijvingen, de interessante karakters van de bijfiguren, de spanning –een goede verhaallijn met weinig dode momenten–, humor en een christelijke identiteit die als een bloedsomloop door het boeklichaam heenloopt, zou het door een (goede) uitgever vandaag de dag zeker opgemerkt zijn. Zelf vind ik het met het vervolgdeel (”Bartje zoekt het geluk”) en ”Hilde” tot zijn topromans horen.
Na de kweekschool werd ik onderwijzer in het basisonderwijs. Aan het eind van het jaar hadden we alle boeken uit, maar de kinderen wilden de boeken van Anne de Vries altijd nog een keer lezen. Zo heeft hij de leerlingen en mij heerlijke leesuren bezorgd. Vervolgens gaf ik les aan een middelbare school en zie, de cirkel is rond, daar lazen de leerlingen in de onderbouw ”Bartje”, maar ook ”Reis door de nacht” en ”De levensroman van Johannes Post”. De Vries is dus echt meer dan Drenthe: hij schrijft ook over het verzet in de Tweede Wereldoorlog, en om nog iets te noemen: Suriname.
Randschrift
Een schrijver kan van grote betekenis zijn in een bepaalde periode in de tijd. En wat de vergankelijke kant van de munt betreft: er is slijtage, een honderd procent ongesleten boek is zeer zeldzaam, zoals bij oude munten. Maar vergeet als christelijk schrijver het randschrift niet: God zij met ons.
Anne de Vries blijft het levend bewijs dat goed schrijven en christelijke identiteit kunnen samengaan.
De auteur publiceerde diverse kinderboeken en dichtbundels en werkte aan een onvoltooid gebleven biografie over Anne de Vries.