Ds. W. Harinck: Kinderen horen ook bij gemeente
Kerk en gezin vormen een eenheid. Dat moeten ouders in de opvoeding aan hun kinderen meegeven, stelt ds. W. Harinck. „Wanneer het gezin een kerkje in het klein is zal dat, onder Gods zegen, de gewoonte van het naar de kerk gaan bevorderen.”
Jeugdwerk, catechese, zondagsschool. Er wordt vanuit de kerk veel gedaan voor kinderen. De eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding bij de Bijbel ligt echter bij de ouders. Dat wil ds. Harinck onderstrepen in zijn boek ”Ook zij horen erbij”. Hij schreef het boek op verzoek van uitgeverij De Banier in Apeldoorn voor de serie ”Pastorale gedachten”.
Zijn studie voor het boek begon in de Bijbel. „Daarin zijn veel gedeelten te vinden die over kinderen gaan. Psalm 8 vind ik altijd erg mooi: „Uit de mond der kinderen en zuigelingen…” Of neem Psalm 127: „Ziet, de kinderen zijn een erfdeel des Heeren.” En dan de woorden van Jezus Zelf: „Laat de kinderkens tot mij komen.”
De Bijbel bevat ook mooie voorbeelden van kinderen die de Heere dienden. „Neem de jonge Samuël. Dat is zo’n indrukwekkende geschiedenis, ook voor nu. Deze Bijbelgedeelten maken duidelijk dat de Heere met Zijn genade in kinderharten werkt. Dat aspect van het werk van de Heere moeten we recht doen.”
Welke plaats nemen kinderen in de kerkelijke gemeente in?
„Zij behoren tot de gemeente. Dat was al zo in het Oude Testament. Kijk maar naar Abraham. Als de Heere een verbond met hem sluit, geeft de Heere er een teken bij en noemt hij expliciet de kinderen. De jongetjes in de tent horen erbij.
In het Nieuwe Testament is het niet anders. Petrus zegt in Handelingen 2: „U komt de belofte toe én uw kinderen.” Paulus zegt dat ze „geheiligd”, afgezonderd zijn.
Gaat het in het Oude Testament over de besnijdenis, in het Nieuwe Testament zien we het onbloedige teken van de doop, dat zowel voor jongens als voor meisjes bedoeld is. Wat een rijkdom. Vergeet de waarde van de doop niet. De kinderen komen op het erf van het verbond. Ze worden in de gemeente geboren of daar gebracht door adoptie of pleegzorg. Onder de bediening van het verbond te leven is een groot voorrecht.”
Is de boodschap van uw boek dat er in de kerk te weinig aandacht is voor kinderen?
„Te weinig wil ik niet zeggen. Er is veel aandacht voor kinderen: jeugdwerk, catechese, zondagsschool. Hier in Moerkapelle zie je elke zondagmiddag 110 kinderen op de zondagsschool. Wat ik wil benadrukken, is dat er aandacht voor kinderen moet zijn op zondag en in de eredienst.”
U bestudeerde wat de belijdenisgeschriften over de kinderen zeggen. Wat viel u op?
„Ook in de belijdenisgeschriften komt terug dat de kinderen bij de gemeente horen. Lees antwoord 74 van de Heidelbergse Catechismus over de doop maar. „Zal men ook de jonge kinderen dopen?” En dan luidt het rijke antwoord dat de kinderen „in Zijn gemeente begrepen zijn” en „de verlossing van de zonden en de Heilige Geest niet minder dan de volwassenen wordt toegezegd.” De Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels zitten op dezelfde lijn. Het is bijzonder dat er ook in de leerstellige Dordtse Leerregels op een pastorale manier aandacht is voor kinderen.”
U ging ook op zoek in boeken van predikanten uit de tijd van de Nadere Reformatie. Wat vond u?
„In verschillende boeken kwam ik tegen dat zij verwachting hadden voor het opgroeiende geslacht, vanuit de trouw van God. Deze predikanten spraken de ouders nadrukkelijk aan op hun verantwoordelijkheid. In de tijd van de Reformatie en de Nadere Reformatie wordt het gezin gezien als een kerkje in het klein.”
In deze tijd lijkt het extra moeilijk de huisgodsdienst vorm te geven.
„De duivel pleegt in het bijzonder nu aanslagen op het gezin. Dat moet ouders scherp maken. Gezinnen moeten rond het Woord leven.”
Welke praktische adviezen geeft u ouders voor de huisgodsdienst?
„Geef alle kinderen voor de Schriftlezing aan tafel een eigen Bijbel. Laat hen om de beurt een stukje lezen. Zeg er als vader of moeder af en toe wat over. Leg de Bijbel uit. Een dagboek kan ook een goede leidraad geven. Verder is het goed psalmen te zingen, bijvoorbeeld na de avondmaaltijd. Die maaltijd is vaak het enige moment dat iedereen aan tafel zit.”
Ouders moeten hun kinderen bij de eredienst betrekken, adviseert u in uw boek. Hoe?
„Ouders kunnen de kinderen voorbereiden op de kerkdienst. Soms is het Schriftgedeelte waar de preek over zal gaan vooraf beschikbaar. Ik zet dat bijvoorbeeld op zaterdagavond op de website van onze gemeente, met de punten en een paar eenvoudige vragen erbij. Die kunnen ouders zondags met hun kinderen bespreken.
Het is belangrijk dat ouders na de dienst een vervolg geven aan de preek. Dat kan door wat vragen te stellen. Maar wat is het ook waardevol, als vader en moeder over de preek napraten. Dan kan het kind alweer in de legohoek zitten, maar staan zijn oortjes open. Kinderen moeten proeven dat de kerkdienst voor de ouders heel belangrijk is. De kerkdienst moet een geïntegreerd deel zijn van het gezinsleven.
In veel gezinnen wordt het Bijbelgedeelte dat zondagsmorgens is behandeld, aan tafel nog een keer gelezen. Ook dat biedt mogelijkheden om wat vragen te stellen.
Overigens kunnen de vragen blijven steken in kennis van namen en feiten, maar het is goed als het verder gaat dan dat: we moeten erop wijzen dat ze zondaren zijn en bekeerd moeten worden.”
Een kindercrèche in de kerk tijdens de zondagse diensten beoordeelt u positief, maar u plaatst wel een kanttekening.
„Het mag geen kerkelijke kinderopvang zijn. De crèche moet in verbinding staan met de kerkdienst. Het is een hulpmiddel, zodat de ouders één keer samen een dienst kunnen bijwonen. Ik vind het belangrijk dat de crèche kinderen voorbereidt op het bijwonen van de eredienst. Kinderen in de crèche moeten beseffen dat ze in Gods huis zijn. Dat kan wanneer in de crècheruimte de dienst via de geluidsinstallatie te volgen is. De kinderen wennen dan aan het zingen en de vorm van de eredienst. De crècheleiding kan ook een Bijbelverhaal vertellen of voorlezen en psalmen met ze zingen.”
De eerste kerkgang van een kind is voor ouders soms een pittig moment. Wat adviseert u?
„Ik noem het de tweede kerkgang, omdat de eerste gang naar Gods huis bij de doop plaatshad. Laten ouders dat beseffen. Vanaf een jaar of vier, vijf is het goed het kind mee te nemen naar de kerkdienst. Het ene kind is er eerder aan toe dan het andere, maar het is goed hen er jong aan te laten wennen. Ik adviseer ouders het kind goed voor te bereiden. Zij kunnen uitleggen dat het de Heere is Die in de kerk spreekt en waarom de gemeente samenkomt.
Kinderen zullen veel niet begrijpen. Dat geeft niet. Bij de Horeb stonden ook jongens en meisjes toen de Heere daar Zijn wet gaf. Ook toen begrepen ze niet alles, maar ze waren er wel. Kinderen waren ook nadrukkelijk bij het Pascha betrokken. De ouders kregen bij de instelling de opdracht tot onderwijzen: „Wanneer uw kinderen tot u zullen zeggen: Wat hebt gij daar voor een dienst? Vader, wat betekent dat paaslam?” Dan moest de vader uitleg geven.”
U pleit voor verdraagzaamheid.
„Zijn we soms niet te veel gefocust op het stilzitten? Ik snap het helemaal als een kind wat gaat zitten wiebelen tijdens een lange dienst. Als ouders moeten we niet het beeld scheppen dat een kerkdienst een oefening in het stilzitten is. Nee, het gaat om het luisteren naar de Heere. We moeten de kinderen niet overvragen. Laten we een beetje mild zijn. Ik vind het veel erger als een volwassene tijdens een dienst zit te slapen.”
In uw boek doet u ook een oproep aan predikanten.
„Als predikanten moeten we ons steeds realiseren dat er in de kerk ook veel jongens en meisjes zitten. Dat betekent niet dat we de preek moeten gaan versimpelen. Ze kunnen niet heel de preek begrijpen. Maar we mogen de kinderen er wel af en toe bijhalen. Dat kan door hen aan te spreken. Ook is het goed als predikant duidelijke voorbeelden te gebruiken.”
Kinderen kunnen soms diepe indrukken hebben van dood en eeuwigheid of van het geluk van Gods kinderen. Hoe moeten ouders daarmee omgaan?
„Dat zijn heel tere dingen. Als ouders heb je wijsheid nodig om daarmee om te gaan. Aan de ene kant geldt: leg niemand haastelijk de handen op. Tegelijk zeg ik: net als met een klein, teer plantje, daar moet je niet te veel aanzitten. Dat maakt alleen maar zaken kapot. Tegen ouders zeg ik in dit soort situaties: buig je knieën, leg het voor de Heere neer en wijs de kinderen erop dat ze zondaren zijn, maar ook dat de Heere wil horen. Bemoedig de kinderen vanuit het Woord. Laat de Bijbel spreken. Verder moeten we kijken wat het uitwerkt. Wat zijn de vruchten? Als het geworteld is, zal een kind als het iets fout heeft gedaan, niet alleen zeggen: Pap, mam, ik ben stout geweest, maar ook: Ik heb tegen de Heere gezondigd.”
Komt u ze tegen, van die jonge zangers, kinderen waarin de Heere werkt?
„Ik heb het meegemaakt dat de tekst van een oudejaarspreek zo bleef hangen bij een kind dat de moeder met het kind naar de pastorie kwam. Toen hebben we er samen over doorgesproken en gebeden. Ja, ze zijn er. Belangrijker is de vraag of ikzelf een voorzanger ben. Als ik naar mijzelf kijk: wat heeft het voor mij veel betekend dat ik bij mijn ouders de vreze des Heeren zag. Als jongen dacht ik: Wat papa en mama hebben, moet ik ook hebben.”
Ds. W. Harinck
W. Harinck (1958) werd in 1984 toegelaten tot de opleiding voor predikant aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam. In 1988 studeerde hij af. Zijn eerste gemeente was die van het Zeeuwse Kapelle-Biezelinge (1988). Daarna volgde Woerden (1997). Sinds juli 2010 is ds. Harinck predikant van de gereformeerde gemeente te Moerkapelle. Hij werkte onder meer mee aan verschillende meditatieve boeken, ook voor jongeren. Ds. Harinck is secretaris van het deputaatschap voor de zending van de Gereformeerde Gemeenten (ZGG). Hij is een zoon van emeritus predikant ds. C. Harinck.