Binnenland

Kamper naoorlogse bouw „het bewaren waard”

KAMPEN. Waren ambitie en optimisme in het naoorlogse Nederland kernwoorden, in Kampen leek de toekomst grenzeloos rooskleurig. Met de naastgelegen Flevopolder werd een nieuw achterland opgebouwd, terwijl Kampen zelf in rap tempo de Hanzewijk uit de grond stampte. In opdracht van de gemeente is de architectuur uit die wederopbouwperiode nu te boek gesteld.

Michiel Satink
26 November 2014 17:25Gewijzigd op 15 November 2020 14:40
Groen van Prinstererstraat-hoek Troelstrasingel. Typerend voorbeeld van naoorlogse portiekflats, 1950-1960. beeld Gemeentearchief Kampen
Groen van Prinstererstraat-hoek Troelstrasingel. Typerend voorbeeld van naoorlogse portiekflats, 1950-1960. beeld Gemeentearchief Kampen

Woningnood was een groot probleem in het naoorlogse Nederland. In Kampen werd die schaarste nog eens vergroot door de komst van honderden arbeiders voor de aanleg van de polders in de voormalige Zuiderzee. Deze arbeiders gingen onder andere in Kampen wonen. De stad werd gezien als een belangrijke verbinding tussen het oude en het nieuwe land.

In Kampen werd dat ook zeker zo ervaren. „Toen de polders net drooggelegd waren, moest alles voor de opbouw van het oude land komen. De dominees, de muziekclubs: men dacht hier onmisbaar te zijn”, zegt schrijver en historicus Geraart Westerink.

De schaal van het werk was nog het meest zichtbaar in het complex van Schokbeton, een in die tijd ook landelijk gezien kolossaal bedrijf. De vele betonnen schuren die nu nog in de Noordoostpolder staan, komen uit deze fabriek. Het idee dat Kampen een eindstation was, verdween. „De meest verwachtingsvolle kant kwam opeens aan de ‘achterzijde’ van de stad te liggen. Vroeger liep je door de poort het groen in. Liep je verder, dan lag de Zuiderzee aan je voeten.”

Westerink schreef na lang onderzoek het boek ”Ambitie en optimisme. Stedenbouw en architectuur in Kampen 1940-1970”. Het voortbestaan van diverse gebouwen uit die periode staat op dit moment onder druk. „Deze architectuur spreekt het publiek niet het meest aan. Maar het is ontstaan in moeilijke tijden, met weinig middelen en met zeer veel vindingrijkheid. Kennis vergroot begrip. Bovendien is er nu het besef dat een aantal panden uit de wederopbouwperiode bewaard moet blijven.”

Eén ervan is de Oude Stadsherberg. Dat pand verrees dankzij de Marshallhulp en heeft een prominente plaats bij de Stadsbrug. „Als er één gebouw is dat de naoorlogse ambitie en het optimisme uitstraalt, is dit het.” De bouw was omstreden, maar qua uitstraling bleek het een pand met veel allure. Van het schitterende interieur is echter amper nog iets over, zegt Westerink.

Hanzewijk

Een heel ander voorbeeld uit de jaren 50 is de Hanzewijk. De wijk is ontworpen door de landelijk bekende architect Lansdorp. Het was bedoeld om op grote schaal mensen te huisvesten. Maar het bleek een duur project omdat door de zwakke ondergrond veel land moest worden opgespoten. „Er moesten 300 woningen bij, wat het geheel wat claustrofobisch maakte.”

Centraal in de wijk kwam de Ambachtsschool, aan de rand de Nijverheidsschool voor Meisjes; beide van de hand van Lansdorp. Het laatste gebouw staat nog overeind, de rest van de wijk is de afgelopen jaren gesloopt. Jammer, vindt Westerink. „Het was toch aardig geweest op zijn minst een blok overeind te houden, als geheugen van de wijk.”

De laatste jaren zijn verreweg de meeste gebouwen uit die periode met de grond gelijkgemaakt, zegt Westerink. Het besef van de waarde van de architectuur van de wederopbouw komt voor de Hanzewijk te laat, maar veel panden in andere wijken zijn nog te redden. „Dit boek moet zorgen voor bewustwording.”

Polderchauvinisme

De glorieuze toekomst die Kampen tegemoet ging, werd in de jaren 60 ingewisseld voor het besef van de werkelijkheid. De polderdorpen bleken zelfvoorzienend en er ontstond ”polderchauvinisme”, het ideaal onafhankelijk te zijn van het oude land. Vooral tegenvallend voor Kampen waren de uitgestelde werkzaamheden aan wegen. „Men heeft de opkomst van het autoverkeer in die tijd onderschat. Midden jaren 50 was er een tweede brug over de IJssel beloofd. Er zou een grote autoweg door Kampen richting Meppel komen.” Het kwam er echter niet van.

De oude en smalle Stadsbrug bleef vele jaren een beruchte doorvoerroute richting Friesland. De verbinding tussen de polder en het achterland stokte. „Knooppunt Kampen haalde in die tijd veelvuldig het landelijke nieuws. Ik weet nog goed dat ik regelmatig achter in de DAF van mijn ouders zat en dat we dan haast eindeloos voor de brug moesten wachten.”

”Ambitie en optimisme. Stedenbouw en architectuur in Kampen 1940-1970”, Geraart Westerink; uitg. Stichting IJsselacademie, Zwolle, 2014; ISBN 978 90 6697 238 4; 248 blz.; € 34,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer