Stefanie van Zanten schreef spannende jeugdboek ”Ontvoerd”
Ze heeft een hoofd vol verhalen, een levendige fantasie en een voorkeur voor spannende boeken.
Dat Stefanie van der Velden-van Zanten (29) uit Zwijndrecht op een dag de pen oppakte en het spannende jeugdboek ”Ontvoerd” schreef, is dus niet verwonderlijk.
Haar debuut is bedoeld voor kinderen in de bovenbouw van de basisschool. Een doelgroep die ze bijna dagelijks voor zich heeft in de schoolbanken van de reformatorische Eben-Haëzerschool in Capelle aan den IJssel, waar ze lesgeeft aan groep 8. Ze schrijft onder de naam Stefanie van Zanten.
Zelfs in haar huis schuilen verhalen. De jarendertigwoning van Van Zanten en haar man was ooit het thuis van streekromanschrijfster Gerda van Wageningen, die er als kind woonde. „Ik kreeg een keer een filmploeg over de vloer die opnames kwam maken voor een documentaire over het leven van Van Wageningen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schijnen hier veel onderduikers verborgen te zijn geweest. Bijzonder, als je bedenkt dat het huis naar de maatstaven van nu aan de kleine kant is.”
Workshop
In maart 2012 volgde Van Zanten als een van de eersten de workshop ”kinderboeken schrijven” van uitgeverij Den Hertog onder leiding van auteur Marian Schalk-Meijering. De cursus was voor haar de aanzet om het schrijven, waarvoor ze sinds haar middelbareschooltijd belangstelling had, serieus op te pakken. Ze leerde er hoe je een plot opbouwt, dacht na over de manieren waarop een christelijke boodschap in het verhaal verpakt kan worden en ging aan de slag met het schrijven van ”Ontvoerd”.
Hoofdpersoon in het boek is Daan, die met zijn ouders op vakantie gaat naar de Antillen. Op Curaçao woont zijn avontuurlijke oom Jonathan met zijn gezin. Samen met hem vertrekt Daan voor een paar dagen naar het onbewoonde eiland Klein-Curaçao. Het is de bedoeling dat ze daar leuke dingen gaan doen, zoals duiken, snorkelen en zwemmen. Maar het loopt anders. De twee raken verzeild in een strijd tussen twee drugsbendes. Oom Jonathan wordt meegenomen en Daan blijft alleen achter. Het wordt heel gevaarlijk voor hem. Van dichtbij maakt hij mee hoe welig de corruptie tiert en hij moet vrezen voor zijn leven én voor dat van oom Jonathan. Gelukkig komt Daan uiteindelijk veilig bij zijn ouders terug en blijkt ook zijn oom het overleefd te hebben.
Waarom hebt u voor Curaçao gekozen?
„Na onze trouwdag drieënhalf jaar geleden hebben mijn man en ik een huwelijkreis gemaakt naar Curaçao. We bezochten toen ook het eiland Klein-Curaçao. Daar verbleef een man helemaal alleen. Mijn fantasie gaat dan gelijk aan het werk. Ik bedenk van alles wat er zou kunnen gebeuren met zo iemand.
Ik vond Curaçao een mooie locatie voor een verhaal. Bijna geen enkel kind dat het boek leest zal daar zelf zijn geweest. Er wordt Nederlands gesproken, maar tegelijk is het een heel on-Nederlandse wereld met veel corruptie. Dat ondervonden wij aan den lijve toen we met de auto blijkbaar iets te diep een woonwijk waren binnengereden. Ineens kwam er een aantal auto’s om ons heen rijden en werden we de wijk uitgewerkt. Dat was een aparte ervaring.”
Hoe hebt u christelijke aspecten in het verhaal willen verwerken?
„Ik heb geen boek geschreven omdat ik kinderen iets wil meegeven. Dat klinkt misschien een beetje banaal, maar ik wilde gewoon een spannend boek schrijven. Er zullen weinig mensen een spannend kinderboek gaan schrijven met als doel de lezers iets mee te geven. Dan moet je een ander genre kiezen.
In sommige christelijke kinderboeken zie je dat de hoofdpersonen in de meest onmogelijke situaties komen, vervolgens gaan bidden en dat daarna alles ineens wordt opgelost. Daar houd ik niet van. Alsof wij God voor ons karretje kunnen spannen. Zulke situaties zijn ook nog eens niet realistisch.”
Hoe moet het dan wel?
„Ik heb ervoor gekozen om iets van Gods grootheid te laten zien via de natuur, waarover Daan en zijn oom zich verwonderen als ze op het strand zijn. Je kunt je heel klein voelen door het immense van de schepping. Op zulke momenten ontstaan er vaak serieuze gesprekken over God of het geloof. Dat gebeurt in het boek ook.”
Had u zelf ook een dergelijke ervaring op Curaçao?
„Als je op een eiland als Klein-Curaçao bent, voel je je klein. Je voelt je er omringd door de lucht en het blauwe water.”
Waarom koos u ervoor een spannend jongensboek te schrijven?
„Ik heb veel fantasie en ben heel druk in m’n hoofd. Ik bedenk ergens algauw allerlei spannende dingen bij die zouden kunnen gebeuren. Tegelijk ben ik een nuchter type. Ik weet niet of het iets voor mij zou zijn om bijvoorbeeld een boek te schrijven met allerlei typische meidenproblemen. En ik lees zelf ook graag boeken met spanning.
Dat mijn boek nu echt af is, vind ik een aparte ervaring. Daarvoor was het verhaal alleen van mij, maar nu heb ik het als het ware losgelaten. Dat vind ik spannend, omdat mensen er dan ook iets van kunnen en mogen gaan vinden. Tot nu toe heb nog nauwelijks kritiek gekregen, wel veel lovende reacties.
Ik was wel een beetje bang voor kritiek. Vooral had ik reacties verwacht op de kerkdienst die Daan met zijn ouders bezoekt.” In die dienst gaat het er allemaal iets anders aan toe dan Daan thuis gewend is: de dominee draagt een T-shirt, alle liederen worden staande gezongen en na afloop krijgen de kerkgangers een hand van de predikant. Van Zanten: „Ik wilde hiermee laten zien hoe de kerkelijke situatie in het buitenland is. In Nederland heb je allerlei kerken met soms minimale verschillen, maar in het buitenland kun je niet uit zo veel soorten kerken kiezen.”
Wat betekent het schrijven voor u?
„Schrijven is voor mij een spannende ontspanning. Het geeft een kick wanneer je ziet: dit staat er goed, en wanneer alles wat in je hoofd zat op het papier is terechtgekomen. Je duikt een wereld in die alleen van jou is, waarin je helemaal kunt opgaan. En alle positieve reacties zijn ook geweldig natuurlijk. Laten we eerlijk zijn: iedereen zou het toch leuk vinden om zo veel veren te krijgen? Natuurlijk moet je bescheiden zijn, maar je mag toch trots zijn op wat je hebt gemaakt?”
Boekgegevens
Ontvoerd, Stefanie van Zanten; uitg. Den Hertog, Houten, 2014; ISBN 978 90 3312 647 5; 124 blz.; € 8,50.
Een serieus gesprek
„Daan pakt zijn klaargemaakte boterhammen uit zijn rugtas en ploft neer in een strandstoel. Na een stil gebed om een zegen over het eten kijkt hij uit over de wijde oceaan. In de verte ziet hij een vis uit het water omhoog springen. Een andere vis springt erachteraan en duikt ook het water weer in. Hij laat zijn ogen over de horizon glijden, maar er is niets anders te zien dan een eindeloze blauwe oceaan. Apart eigenlijk, hier is dezelfde God als thuis in Nederland. God ziet hem overal, waar hij ook gaat. Thuis vergeet hij dat zo vaak, maar hier is dat anders. Zou het water in het paradijs ook zo blauw zijn geweest? Moeilijk voor te stellen dat de dieren daar vredig naast elkaar leefden en elkaar niet opaten.
Oom Jonathan merkt dat Daan in gedachten verzonken over het water kijkt. „Onvoorstelbaar hè?” Daan schrikt op uit zijn gedachten. „Wat?” „Nou, het is toch onvoorstelbaar dat Hij alles gemaakt heeft?” „Hoe weet u…?” Daan maakt zijn zin niet af.
„Als ik alleen ben, dan ga ik in het donker in een strandstoel liggen en kijk ik naar de sterren. Weet je wat dan zo bijzonder is?” „Hmm?” „Dan weet ik dat er kilometers om mij heen geen mens is en dat ik toch niet alleen ben.”
Zo heeft Daan zijn oom nog nooit horen praten. Oom Jonathan staart in de verte. „Soms doe je dingen die je beter niet kunt doen. Als ik dan ’s nachts naar de sterren kijk, denk ik: morgen ga ik het anders doen. Morgen stop ik met de verkeerde dingen die ik steeds doe. En als dan ’s morgens de zon opkomt, ga ik weer verder met het leventje zoals ik dat de dag ervoor ook leidde.” (…)
Oom neemt een grote hap van zijn boterham, gaat achterover liggen in zijn stoel en sluit zijn ogen. Het is duidelijk dat wat oom betreft het gesprek afgelopen is.”