Opinie

Gunnende Zaligmaker maakt van christenen gunnende mensen

Een jongeman die het geloof van zijn jeugd kwijt is, mailde mij een hartenkreet: „Stel dat alle mensen zalig worden en slechts één voor eeuwig verloren gaat. Zou het dan ethisch niet beter zijn dat het voor allen na de dood ophoudt? Is een heelal zonder een God Die behalve dat Hij zalig maakt ook in ruime mate eeuwig verdoemt daarom niet in verre mate te verkiezen boven het klassieke Bijbelse Godsidee? Het geluk van allen minus één kan niet opwegen tegen één eeuwig verdoemde. Eenieder die zijn eigen zaligheid niet wil opofferen voor de ander die verloren zou gaan, moet eens goed zijn geweten laten spreken. Met opofferen bedoel ik dat je de claim die je denkt te hebben, loslaat. Diezelfde claim impliceert immers het ongeluk van de ander.”

Dr. Jan Hoek
21 November 2014 15:42Gewijzigd op 15 November 2020 14:33
beeld EPA
beeld EPA

De vragen die deze jongeman stelt, zijn scherp en ingrijpend. Hoe kunnen we zinnig ingaan op deze verwijten aan het adres van het christelijk geloof?

Om te beginnen plaats ik een groot vraagteken bij de invulling die de vraagsteller geeft aan „het klassieke Bijbelse Godsidee.” Is de God Die we van Genesis tot Openbaring ontmoeten eropuit „in ruime mate eeuwig te verdoemen”? Of zet Hij Zich op alle mogelijke manieren in om Zijn plan te vervullen, namelijk mensen eeuwig te doen te leven in Zijn gemeenschap, in heerlijkheid en sjalom? De profeet Ezechiël verkondigt luid en duidelijk dat God geen lust heeft in de dood van de goddeloze, maar daarin dat deze zich bekeert en leeft (Ezech. 23:18 en 33:11). Alleen al het beeld van de Heere Jezus Die hete tranen schreit over een onbekeerlijk Jeruzalem zou ons voor altijd moeten genezen van het denkbeeld van een hardvochtige en onverschillige God.

Gods raad gaat over alles en tegelijk zijn mensen voor honderd procent verantwoordelijk. Dat laatste betekent dat zij er zelf voor kiezen om buiten te blijven staan. Ze willen geen eeuwig leven in het gezelschap van God. En dat terwijl alleen samen met Hem het geluk volmaakt kan opbloeien. Wie dus op Gods gezelschap geen prijs stelt, sluit zichzelf buiten dit geluk. Hij of zij prefereert dan toch maar de ”buitenste duisternis”!

Persoonlijke zaak

Het tweede wat ik wil aanvechten, is het verwijt van immoraliteit aan het adres van de gelovigen. Zij zouden niet zalig moeten willen worden zolang er ook maar één persoon verloren gaat. Eigenlijk worden ze voor egoïsten uitgemaakt. Het tegendeel is waar. Wie het geschenk van Gods genade ontvangt, wordt een ”gunnend mens”. Hij wil ieder aanprijzen hoe groot het goed is dat God geeft aan ieder die Hem vreest.

Maar geloven blijft een persoonlijke zaak. Een vader en een moeder kunnen niet geloven in plaats van hun kind, hoe graag ze dat ook zouden willen. De kern van het behoud is de geheelde relatie met God. Er is geen ticket naar de hemel achter Gods rug om. Het eeuwige leven bestaat in respect- en liefdevolle verbondenheid met God. Je kunt niet uit liefde voor je naaste de liefdesband met God opgeven. Als dat al zou kunnen, zou je daarmee ook de liefde tot je naaste opgeven.

Bewogenheid

Toch is er nog wel meer te zeggen naar aanleiding van de scherpe vragen die de jongeman mij stelde. Hoe komt het dat hij zo’n opvatting over gelovigen heeft? Zou het kunnen zijn dat veel gelovigen nauwelijks bewogenheid tonen en de indruk wekken dat het hun alleen maar om eigen behoud te doen is? Als dat waar is, dan hebben we de verwijten aan ons adres aan onszelf te wijten en doen we onze naaste tekort. We zijn dan geen trouwe getuigen van de Heere, Die als menslievend God dagelijks Zijn armen uitbreidt naar een tegenstrevend en onwillig volk: „Zie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik!” (Jes. 65:1).

Van Gods opzoekende liefde voor afkerige mensen moeten we het toch hebben? Dan kunnen we het toch nooit verantwoorden wanneer we liefdeloos overkomen tegenover onze naaste die de Zaligmaker nog niet kent? De vreugde in God wordt bij gelovige ouders wel degelijk overschaduwd door het verdriet om hun ongelovige kind. Ook trouwens door het verdriet om zo veel anderen, bekenden en onbekenden, die de hartelijke nodiging van God onverschillig blijven afwijzen.

In de vroege kerkgeschiedenis komen we meer dan eens de opvatting tegen dat de gelovigen zich op de jongste dag zullen verheugen in de ondergang van de vijanden van het Evangelie. Ik kan die gedachte niet meemaken. Van leedvermaak kan geen sprake zijn, dat past niet bij de heiligheid en de liefde van de Heere. Veeleer denk ik dat de vreugde zo groot zal zijn dat er 
geen plaats meer is voor enig verdriet. We zullen ons verheugen in allen die met ons gered zijn door het bloed van het Lam. Maar we zullen niemand missen die er niet bij zal zijn omdat hij er nooit bij heeft willen zijn. Des te groter is hier en nu de pijn om onze geliefden die eigen wegen gaan en de God van hun doop nog altijd de rug toekeren.

Dr. J. Hoek, hoogleraar systematische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit Leuven en bijzonder hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit, Groningen.

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer