Het fenomeen Frans Hals
Het fenomeen Frans Hals; beter kun je de beroemde, onbekende schilder niet typeren. Want veel is er niet bekend over zijn leven. Maar dat stond zijn roem niet in de weg.
Antoon Erftemeijer, de schrijver van ”Het fenomeen Frans Hals”, zet voor de lezer de voordeur van het leven van de schilder op een kier, waarbij er veel onzekerheden blijven bestaan. De levensbeschrijving is dan ook doorspekt met woorden als vermoedelijk, waarschijnlijk, ongeveer en wellicht. Toch weet Erftemeijer, historicus en curator bij het Frans Hals Museum, een behoorlijk betrouwbaar beeld van de schilder neer te zetten. Zijn boek is „een geheel bewerkte, geactualiseerde en sterk uitgebreide versie” van ”Frans Hals in het Frans Halsmuseum”, dat in 2004 verscheen. Langzaamaan krijgt het schimmige beeld van Hals meer contour.
Een samenvatting: Frans Hals werd geboren in Antwerpen (1582 of 1583). Zijn vader François verliet rond die tijd de Rooms-Katholieke Kerk en –vermoedelijk om kerkelijke én economische redenen– de Vlaamse stad en trok naar de Noordelijke Nederlanden. Drie zoons van de textielarbeider werden schilder: Frans, Joost en Dirck.
Frans Hals’ klantenkring was omvangrijk, zijn gezin kinderrijk. Het eerste moet hem een redelijk inkomen hebben verschaft, het tweede hield hem ‘arm’; een eigen huis kon hij zich nooit permitteren en op hoge leeftijd was hij afhankelijk van steun van de gemeente Haarlem, die hem turf en huishuur toeschoof. Na zijn dood in 1666 was er voor hem geen eigen rustplaats, laat staan een praalgraf. Hij werd bijgezet in het graf van de vader van zijn eerste vrouw, in het koor van de Grote of Sint-Bavokerk.
Hals was in Antwerpen rooms-katholiek gedoopt, maar beleed in Haarlem de ”nije leer”, hoewel hij pas op 70-jarige leeftijd toetrad tot de Gereformeerde Kerk. De jonge Hals volgde schilderlessen bij Karel van Mander en op het moment dat Rembrandt werd geboren (1606 of 1607), was Hals al volleerd schilder. Hoewel hij pas op 27-jarige leeftijd lid werd van het Sint-Lucasgilde, de beroepsvereniging waar schilders ingeschreven moesten staan.
Het leven was rauw voor Hals; op 32-jarige leeftijd werd hij weduwnaar en bleef met twee kinderen achter. Een derde kind had hij al moeten begraven. En een van de twee overgeblevenen zou ook binnen een jaar sterven. Met zijn tweede vrouw, Lysbeth Reyniersdr, kreeg hij nog elf kinderen, van wie er één zwakzinnig was. Het was er met recht een huishouden van Jan Steen, overigens tijdgenoot van Hals. Frans Hals’ kinderen waren „luchtig van geest, en beminnaars van Zang en Speelkonst.” Ook Frans’ levensstijl zou volgens verschillende bronnen los en vrolijk zijn geweest, maar bewezen is dat niet.
En binnen de chaotische thuissituatie werkte Hals noest en nijver aan zijn schuttersstukken en vergaarde hij roem met zijn levendige portretten. Hij was een virtuoos in stofbehandeling –de wijze waarop kleding en sieraden werden weergegeven– en een meester van de lach; zijn werk was een ode aan de vrolijkheid. Maar niet altijd, medici hebben later bij veel van de door hem geportretteerden diagnoses kunnen stellen: van geelzucht en builenpest tot nierfalen en reuma.
Antoon Erftemeijer vindt het werk van Hals virtuozer en trefzekerder, in zekere zin journalistieker geschilderd dan het werk van Rembrandt. Ook in anatomisch opzicht was hij Rembrandts meerdere. Erftemeijer vindt wat dat betreft de Duitse schilder Max Liebermann (1847-1935) aan zijn zijde: „Als je een Frans Hals ziet krijg je zin om te schilderen, maar als je een Rembrandt ziet, wil je er meteen mee ophouden.”
Boekgegevens
Het fenomeen Frans Hals, Antoon Erftemeijer;
uitg. Nai 010, Rotterdam, 2014; ISBN 97 894 6208 167 3; 168 blz.; € 15,-.