Christen, moslim en jood niet gediend met karikaturen
APELDOORN. De gedachte dat joden met het naleven van de wetten van Mozes de hemel denken te verdienen, strookt niet met de werkelijkheid. Dat stelt ds. W. Silfhout in een artikel in het blad Terdege dat dinsdag is gepubliceerd waarin de predikant, een rabbijn en een moslim aan het woord komen.
Het artikel is gewijd aan opvallende vormen van samenwerking tussen reformatorische christenen, orthodoxe joden en behoudende moslims. „Ik voel me verbonden met elke jood, ook een liberale jood, maar inhoudelijk heb ik veel meer gemeen met orthodoxe christenen, vanwege hun onvoorwaardelijke erkenning van het gezag van de Bijbel, zij het vanuit een ander verstaan”, laat rabbijn L. van de Kamp in het artikel weten.
De orthodoxe rabbijn sprak meerdere keren op een studiedag van het deputaatschap Israël van de Gereformeerde Gemeenten (GG) en fungeerde recent als reisleider tijdens twee door het deputaatschap georganiseerde reizen naar Duitsland en Polen.
Deputaat ds. Silfhout van de Gereformeerde Gemeenten zegt blij te zijn met de gegroeide relatie. Hij proeft bij rabbijn Van de Kamp „invoelingsvermogen voor wat wij geloven en hoe wij in het leven staan.”
Tegelijk ervaart hij in de contacten de afstand. „Ten diepste is het Christus Die ons scheidt, maar dat is niet het enige. De joodse denk- en leefwijze is totaal anders die dan van orthodoxe christenen.” In dat licht waarschuwt hij voor ongefundeerde oordelen. „We schetsen snel karikaturen waarin deze mensen zich niet herkennen. De gedachte dat ze met het naleven van de wetten van Mozes de hemel denken te verdienen, strookt niet met de werkelijkheid. Het joodse denken is gericht op het hier en nu.”
Een debat over de vraag wie het gelijk aan zijn kant heeft, acht rabbijn Van de Kamp niet zinvol. „In gesprekken met de deputaten van de Gereformeerde Gemeenten leg ik uit waarin hun denken over de Messias verschilt van mijn joodse visie. Daar laat ik het bij. Wil iemand me ervan overtuigen dat Jezus de Messias is, dan luister ik zonder een discussie te beginnen.”
In tegenstelling tot de meeste orthodoxe joden heeft de Amsterdamse rabbijn geen moeite met Evangelieverkondiging onder de joden. „Ik verwacht van de kerk dat die het Nieuwe Testament serieus neemt, dus ook het slot van Mattheüs 28. Wel moet de kerk zich realiseren dat wij als joden een weerwoord hebben. Dat is niet altijd een aardig weerwoord.”
Misvatting
Van de Kamp participeert ook in de dit jaar opgerichte culturele vriendschapskring Salaam-Shalom, die joden en moslims in Amsterdam wil verbinden. Er bestaan over en weer veel generalisaties, constateert hij in Terdege. „In werkelijkheid zijn de interne verschillen veel te groot om te kunnen spreken over dé christenen, dé joden en dé moslims. Het is een misvatting dat de islam per definitie een bedreiging vormt voor het jodendom. Een van mijn beste vrienden is een Marokkaanse moslim.”
Tijdens spreekbeurten in christelijke kring proeft de rabbijn vaak de gedachte dat joden en christenen een gemeenschappelijk front tegen de islam moeten vormen. „Dan zeg ik: „Als u op deze wijze over joden spreekt, zou ik dat een milde vorm van antisemitisme noemen.””
Vertroebelende factoren in het gesprek met joden zijn volgens ds. Silfhout de grote inhoudelijke diversiteit en kerkelijke verdeeldheid binnen het christendom. „Zij zien het als één geheel. Dat wat de Rooms-Katholieke Kerk de joden heeft aangedaan, rekenen ze de hele christenheid toe.”
PvdA-politica Fatima Elatik ervaart exact hetzelfde in het spreken van de meeste christenen en joden over moslims. De opvatting dat de islam in zichzelf een haatdragende religie is, noemt ze onterecht. „Wanneer je religieuze teksten niet in hun context ziet, kun je op grond van zowel de Thora, de Bijbel als de Koran het afhakken van handen en het doden van mensen legitimeren.”
De strijd in het Midden-Oosten en de opkomst van Islamitische Staat (IS) hebben naar haar overtuiging niet primair te maken met religie, maar met machtsdenken en eigenbelang. „Dat geldt ook voor de houding van het Westen. Dat komt pas in beweging wanneer een verschrikkelijke, sektarische terreurgroep als IS de olievelden bereikt.
Wartburg
Ds. Silfhout staat ambivalent tegenover de samenwerking met moslims. Hij heeft er begrip voor dat het Wartburg College de helpende hand reikte aan het islamitische Ibn Ghaldoun College in Rotterdam toen dat in zwaar weer verkeerde. „In het verleden zagen we te weinig dat het Bijbelse vreemdelingschap iets anders is dan het mijden van andersdenkenen.” Tegelijk ervaart hij een spanningsveld in het aangaan van interreligieuze allianties. „Wat mij betreft moeten we daarin niet verder gaan dan nu gebeurt. Dan vereenzelvigen we ons te veel met religies die niet naar de Schrift zijn.”