God spreekt
Jak. 5:16b, 17, 18
„Een krachtig gebed van de rechtvaardige vermag veel. Elia was een mens van gelijke bewegingen als wij; en hij bad een gebed dat het niet zou regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden. En hij bad wederom, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht haar vrucht voort.”
God had gezegd dat Hij wat groots zou doen. Als een volk Gods hoogheid gaat ontkennen, dan zorgt Hij voor zulke gebeurtenissen waardoor het Zijn hoogheid móét erkennen.
Het leek alsof de profeten van de Heere leugenaars en onnutte ballast waren geworden. Daarom zegt de profeet: „Laat het niet regenen in drie jaar en zes maanden.”
Het was geen land, zoals Egypte, waar het nooit regende, maar het dronk water van de regen van hemel. De Heere gaf geen regen en er kwam een grote hongersnood (1 Kon. 17), zodat die weduwe het laatste meel uit haar kruik en de laatste olie uit haar fles zou gaan opmaken. Alles was in beroering: de koning en zijn hofmeester, zij moesten gaan zoeken of er ergens nog een fontein met wat water was en of er ergens nog wat gras was, of er nog wat water of groente te krijgen was. De plaag was algemeen, zoals zij algemeen God getergd hadden.
Er was een stem des bloeds op de aarde van de profeten die zij gedood hadden. „Ik regen op zo’n aarde niet”, zei God.
De hoveling van de koning had honderd profeten in een spelonk moeten onderhouden met brood en water der bedruktheid. Omdat u zulke dingen gedaan hebt, zei God, zo zal Ik uw hemel koper en uw aarde ijzer maken en niemand zal ze open krijgen in vele dagen.
B. Smijtegelt, predikant te Middelburg
(”Een woord op zijn tijd”, 1761)