Wethouder ben je 24 uur per dag
De afgelopen week werd de samenleving opgeschrikt door berichten in de media over gedragingen van een wethouder waarbij de geloofwaardigheid van het gemeentebestuur in het geding was. Daarbij werd de stelling betrokken „wat ik privé doe, moet als privé worden beschouwd.” De redactie vroeg wethouder Wilke Dekker
om een inhoudelijke reactie op deze stelling. Wethouder ben je, volgens mij, 24 uur per dag. Wie geroepen wordt tot het ambt van wethouder, moet daar op een respectvolle wijze invulling aan geven. Het gaat erom dat je het gezag van de overheid waarborgt.
Gezag moet je verdienen; onder andere door op een respectvolle wijze te leven. Je bent niet zelf de norm, maar je laat je normeren. Als christen zijn dat voor mij de bijbelse waarden en normen. Laten we oppassen dat we niet met een beschuldigende vinger wijzen naar anderen, maar dagelijks God vragen of we behoed mogen worden voor het feit dat we zelf gaan bepalen wat de norm is.
Absolute voorwaarde
Gezag is een absolute voorwaarde om te kunnen besturen als wethouder. Zonder gezag is het onmogelijk wetten uit te voeren. Naar mijn overtuiging moet je jezelf bewust zijn dat je functioneert onder het goddelijke gezag. Als overheid moet je optreden als dienaresse Gods. Alleen in die afhankelijkheid kun je recht doen aan hen die je zijn toevertrouwd en ben je gelegitimeerd om de samenleving te ordenen. Daarom ook hebben politieke ambtsdragers de opdracht zich te bezinnen op de morele orde waaraan ze in bestuur en beleid een bijdrage moeten leveren.
Ze moeten zich richten op waarden als rechtvaardigheid, openbaarheid, politieke controle, het afleggen van verantwoording, geloofwaardigheid en onkreukbaarheid. Je hebt als openbaar bestuur een voorbeeldfunctie. De waarden die door het openbaar bestuur worden uitgedragen, beïnvloeden immers de morele orde van de samenleving.
De betrouwbaarheid van de overheid, de kwaliteit van bestuur en beleid en de ethiek van de publieke sector hangen zeer nauw met elkaar samen. Het imago van de overheid wordt bepaald door de vraag hoe betrouwbaar en integer zij is. Wij zullen ons dan ook bij voortduring de spiegel van verantwoordelijkheid, vertrouwen en integriteit voor moeten houden. Een betrouwbare overheid kan er immers niet omheen de morele kwaliteit van beleid en bestuur te versterken.
Scheiding ondenkbaar
Daarom is het voor mij ook ondenkbaar een scheiding aan te brengen tussen hoe ik me als wethouder gedraag en hoe ik als privé-persoon functioneer. Juist ook in je privé-leven zul je moeten aantonen dat je het gezag als wethouder verdient en mag je het vertrouwen dat in je gesteld is niet beschamen.
Een integer bestuur dat gezagvol wil besturen, moet openstaan voor controle, ook als dat het privé-leven betreft. Wie niets te verbergen heeft, hoeft daar ook niet bang voor te zijn. Ik zou nog een stap verder willen gaan: een integer bestuur heeft er recht op gecontroleerd te worden.
Het behoort tot de ethiek van bestuurders dat deze controle bij voortduring mogelijk wordt gemaakt. Zij moeten zich onder kritiek durven stellen als de geloofwaardigheid van het bestuur in het geding komt. Dit alles om de geloofwaardigheid van het openbaar bestuur te waarborgen in het belang van de gehele samenleving.
Naar mijn stellige overtuiging kun je niet zeggen dat wat je privé doet, als privé beschouwd moet worden. Omgekeerd kun je ook niet zeggen: „Wat ik als bestuurder zeg of doe, kun je me als persoon niet aanrekenen.” Wie dat onderscheid aanbrengt, maakt zich ongeloofwaardig en verliest alle gezag.
Wie tot het ambt van wethouder is geroepen, wordt niet alleen beoordeeld op wat hij doet, maar ook op wat hij zegt. Ook dat heeft alles met gezag te maken. In het woord gezag ligt het woordje ”zeggen” besloten. Wie niets te zeggen heeft, zal ook geen gezag hebben; laat staan als we onoorbare dingen zeggen. Dit geldt in mijn ogen zowel bij de uitoefening van het ambt als wethouder als in het privé-leven. Ook hier is weer geen scheiding aan te brengen, op straffe van ongeloofwaardig gevonden te worden.
De Bijbel leert ons dat uit dezelfde bron geen zoet én brak water kan komen. Een overtuigender bewijs is er in mijn optiek niet te leveren dat de stelling ”Wat ik privé doe of zeg, moet als privé worden beschouwd” niet opgaat.
Volksvertegenwoordiger zijn is meer dan het uitoefenen van een vak of een beroep. Het is een roeping. Misschien zijn we dat besef een beetje kwijtgeraakt en zou iedere bespiegeling over bestuurlijke geloofwaardigheid daarmee moeten beginnen en voorlopig daarmee moeten eindigen.
De auteur is wethouder (CDA) van de gemeente Ede.