Commentaar: Politiek weinig bereid tot open gesprek over euthanasiepraktijk
Ondanks verbetering van de palliatieve zorg blijft het aantal gevallen van euthanasie stijgen. Steeds vaker worden er ook verzoeken voor levensbeëindiging gedaan door mensen met een psychiatrisch ziektebeeld. In vele gevallen wordt hun verzoek ook nog ingewilligd.
De Kamper ethicus Theo Boer zei vorige week bij zijn afscheid als lid van de toetsingscommissie voor euthanasie dat de praktijk uit de hand dreigt te lopen. Zijn ervaring is dat er meer verzoeken voor euthanasie komen, artsen er sneller in mee gaan en de commissies de verzoeken ook bijna altijd goedkeuren.
Zo’n signaal blijkt echter nauwelijks te worden opgepikt. Sterker, het heeft er veel van weg dat politici en beleidsmakers er hun oren voor dichtstoppen. Er heerst, zeker in Den Haag, een klimaat waarin weinig ruimte wordt geboden om deze ontwikkeling te bespreken. Men vindt euthanasie een bijna vanzelfsprekende optie, waar verder niet over behoeft te worden gepraat.
Tekenend voor deze sfeer is de weerzien die christenpolitici ervaren als zij het groeiende aantal gevallen van euthanasie bij psychiatrisch lijden bespreekbaar willen maken. Zij vinden dat er in die gevallen ten minste een andere manier van toetsing moet plaats hebben dan bij lichamelijk lijden.
Nu worden alle euthanasieverzoeken beoordeeld door een van de vijf regionale toetsingscommissies. Christenpolitici hebben echter liever dat er voor gevallen van psychiatrisch lijden een aparte beoordelingscommissie komt, bestaande uit onder anderen psychiaters en psychogeriaters. Die kijken anders naar patiënten dan artsen die vooral te maken hebben met lichamelijke aftakeling.
Heel vreemd is dat minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dit afwijst omdat artsen dan minder bereid zouden zijn euthanasiegevallen te melden. Een Kamermeerderheid deelt haar visie, kennelijk zonder zich te bekommeren over het kromme van deze redenering.
Feitelijk zwicht de regering voor mogelijke ontduiking van de regels. Immers, als de wet voorschrijft dat een arts zijn handelen bij een bepaalde instantie moet melden, dan heeft hij dat gewoon te doen. Het is toch absurd te stellen dat men geen regels wil invoeren omdat er mogelijk een groep zal zijn die zich niet aan die regels wil houden.
Wanneer de overheid deze koers uitzet, straalt ze uit dat ze liefst zo weinig mogelijk discussie en rompslomp wil hebben rond het dossier euthanasie. Het geeft aan dat het voor de meerderheid van de Kamer en voor de regering feitelijk geen thema meer is.
Zoals vaker bij ethisch gevoelige kwesties verdedigen veel parlementariërs hun standpunt met het feit dat de euthanasiepraktijk zich in de loop van de jaren heeft ontwikkeld tot wat ze nu is en dat daar in het algemeen maatschappelijk draagvlak voor is. Dat is kennelijk de norm voor regelgeving.
Van een overheid die normatieve kaders stelt, wil men in Den Haag steeds minder weten. Evenmin is men bereid de consequenties van het eigen beleid op een open manier met bezwaarden te bespreken. Die zijn alleen maar lastig.