Interculturele theologie is een driegesprek
Het interculturele gesprek moet dienen als profetische dialoog, stelt prof. dr. Benno van den Toren. Dat kan alleen als dat gesprek theologisch van aard is en God centraal stelt.
Vorig jaar sprak een student uit Nigeria me aan om zijn verbazing met me te delen. Hij was voor een jaar naar Oxford gekomen voor een internationaal studieprogramma in evangelisatie en apologetiek en ik zag hem elke week in mijn colleges dogmatiek. „Ik begrijp Engeland niet”, zei hij. „Mijn medestudenten uit Engeland begrijpen veel meer van het christelijk geloof dan ik bij Nigeriaanse christenen zie. Ik vind dat heel mooi. En tegelijkertijd lijkt het wel alsof het Evangelie hier geen kracht heeft. Als we in Nigeria een evangelisatieactie organiseren komen er honderden mensen tot geloof. Als we met mensen bidden om genezing gebeurt dat ook. Hier wordt zo veel georganiseerd, maar er komen maar weinig mensen tot geloof. Het lijkt wel alsof het Evangelie hier geen kracht heeft. Hoe kan dat?”
Ik heb wat gemompeld over secularisatie en culturele verschillen. Maar uiteindelijk stond ik met een mond vol tanden. En toch zijn dit de vragen die de interculturele theologie aan de orde moet stellen.
De interculturele theologie is in haar ontwikkeling sterk gevormd door de sociale wetenschappen, met name de culturele antropologie en religiewetenschappen. Die focus op het beschrijven van culturele veranderingsprocessen en interculturele ontmoetingen met een sociaal wetenschappelijk instrumentarium is zo sterk, dat de vraag kan opkomen in hoeverre de interculturele theologie ook werkelijk theologie is. In hoeverre draagt zij bij aan het spreken over God en het spreken over de wereld in het licht van Gods bedoelingen?
Of gaat het slechts om wat Robert Schreiter ”theologisch toerisme” noemt, een interesse in exotische uitingen van het christelijk geloof die vooral een hobby voor liefhebbers blijft, maar het bredere theologisch bezig zijn verder nauwelijks raakt? Dat het interculturele theologische gesprek voor alles een gesprek over God zal moeten zijn, is gegeven met de roeping van een theologische universiteit als academische instelling en als kerkelijke predikantsopleiding. Als de interculturele theologie wil bijdragen aan het bredere onderzoek en aan de opleiding die deze instelling haar bestaansrecht geeft, zal ze bij moeten dragen aan het kennen en dienen van de God zoals Deze Zich in Christus bekend heeft gemaakt.
Paradox
De centrale plaats van God in de interculturele theologie heeft in de eerste plaats te maken met het serieus nemen van onze gesprekspartners. Het is mijn inschatting dat de overgrote meerderheid van de gemeenschappen in de wereldkerk zichzelf in eerste instantie verstaat als gemeenschappen die hun identiteit vinden in hun relatie tot de drie-enige God. Als ze een boodschap aan ons hebben en geïnteresseerd zijn in een gesprek met ons, is dat in de eerste plaats vanwege een gedeeld geloof in God.
Dit staat niet noodzakelijkerwijs in spanning met de betekenis van dit geloof voor onze sociale werkelijkheid. Men is zich bewust van de sociale betekenis van het Evangelie en verlangt naar het zichtbaar worden van het Koninkrijk. Veel sterker dan in het Westen zullen ook veel van de meer evangelicale en pinkstergelovigen in armere delen van de wereld verwachten dat hun geloof betekenis heeft voor hun strijd tegen armoede en hun verlangen naar genezing en naar een rechtvaardiger maatschappij.
De beslissende rol van het geloof in God en Zijn handelen is niet alleen aanwezig in het geleefde geloof van gemeenschappen, maar ook in het werk van academische theologen die werken in een context waarin het veel vanzelfsprekender is om God ter sprake te brengen dan in het Westen.
Dit leidt tot de door de Nijmeegse hoogleraar Frans Wijsen geconstateerde paradox dat niet-westerse academici die werken aan faculteiten voor religiewetenschappen zichzelf veelal als theoloog verstaan, terwijl onderzoekers in de interculturele theologie aan theologische faculteiten in het Westen zich nogal eens beperken tot het gebruik van religiewetenschappelijke methoden.
Als de interculturele theologie zich bij de bestudering van de betekenis van niet-westerse geloofsgemeenschappen en theologen beperkt tot het gebruik van sociaal-wetenschappelijke methoden, leidt dat tot nog een andere paradox. Het leidt ertoe dat het perspectief dat de gesprekspartners van beslissende betekenis achten voor hun zelfverstaan wordt uitgesloten als thema van onderzoek en gesprek.
Profetische stem
Het centraal stellen van God als thema van het intercultureel theologisch gesprek is tevens essentieel om te komen tot een kritische dialoog. We nemen de ander ook als gesprekspartner mijns inziens niet serieus als er, nadat we aandachtig geluisterd hebben, ook niet een moment komt waarop we kunnen zeggen dat we het oneens zijn, dat de ander naar ons beste inzicht ideeën omarmt en wegen bewandelt die onwaar en schadelijk zijn, onwaar in zijn beeld van God en Zijn plan voor ons, schadelijk voor de schepping, voor de zwakkeren en voor het tot bloei komen van ware humaniteit.
De theologische vraag is dus hoe we in de woorden van Stephen Bevans en Roger Schroeder in het interculturele gesprek kunnen komen tot een ”profetische dialoog”. Hoe combineren we een werkelijk luisteren naar de ander, waarbij we ook onszelf ter discussie stellen, met een profetische stem die de moed heeft onwetendheid bespreekbaar te maken, de leugen en het kwaad te veroordelen en hoop te bieden?
Dat kan mijns inziens alleen als het interculturele gesprek theologisch van aard is en een gesprek aangaat over de God Die we in Christus hebben leren kennen. Ook een niet-theologisch intercultureel gesprek laat in de praktijk vaak een kritische stem horen en komt op voor waarden als vrijheid, wederzijds respect en bescherming van de zwakken in de samenleving. Hoe voorkomen we echter dat we in dergelijke gesprekken niet uiteindelijk met onze westerse waarden komen die we universeel geldig achten?
De studie van de kerkgeschiedenis en van het wereldchristendom laat een overweldigende variatie van vormen en geloofsovertuigingen zien en voor een buitenstaander is het soms moeilijk voorstelbaar dat het hier om hetzelfde geloof gaat. De overgrote meerderheid van tradities en verschijningsvormen kenmerkt zich echter door de overtuiging dat God Zijn karakter en Zijn plan voor deze wereld op een beslissende manier heeft bekendgemaakt in Jezus Christus en dat we deze Christus en dit plan leren kennen in een verzameling teksten die voor deze uiteenlopende tradities canonieke waarde hebben. Christenen nemen afstand van hun eigen cultuur omdat ze deze God hebben leren kennen en omdat hun toewijding aan deze God en Zijn beloofde toekomst elke andere loyaliteit en binding overtreft. Juist daarom kunnen christenen, volgens Miroslav Volf, enerzijds open zijn naar alle goeds dat andere culturen te bieden hebben, maar biedt dit anderzijds ook een perspectief van waaruit het kwaad in alle culturen kan worden ontmaskerd.
Het gaat in het interculturele theologisch gesprek niet alleen om een gesprek waarin aandacht is voor elkaar. Het gaat om een gesprek waarin met een begrip uit de cognitieve psychologie sprake is van ”joint attention”, gezamenlijke aandacht voor een derde realiteit, voor God in Christus zoals we Hem in de canonieke Schriften leren kennen. Het interculturele theologische gesprek is daarom principieel een driegesprek, een gesprek tussen vertegenwoordigers van de wereldkerk waarbij de derde of veeleer de eerste stem de stem van God is Die Zich in de Schriften en door de Heilige Geest tot Zijn kerk richt. Dit leidt tot een verrassende perspectiefwisseling, waarbij we als vermeende autonome onderzoekers in relatie blijken te staan tot een God Die in vrijheid tot ons spreekt en Zelf aan de oorsprong van de ontmoeting blijkt te staan.
Levende stemmen
Hiermee heeft de wereldkerk ook een belangrijk instrument in handen om zich teweer te stellen tegen de culturele gevangenschap van de kerk. Volgens cultuurrelativisten is het onmogelijk dat we ons van onze culturele huid bevrijden en onderscheid maken tussen onze eigen culturele perceptie van de werkelijkheid en hoe deze werkelijkheid in zichzelf is. Op zichzelf is het onvermijdelijk en legitiem dat elke christelijke gemeenschap de Schriften contextueel leest, de drie-enige God begrijpt in cultureel beschikbare vormen en het volgen van Jezus vormgeeft op een wijze die past bij de eigen omgeving. Die gebondenheid aan hun eigen culturele context hebben christelijke gemeenschappen en theologen altijd tot op zekere hoogte kunnen relativeren door het gesprek met de Schriften en door de band met de kerk der eeuwen.
In de huidige context van globalisering zijn de mogelijkheden voor een kritische bezinning op onze eigen cultuur en op onze cultureel gekleurde perceptie van Christus exponentieel toegenomen doordat we in gesprek kunnen gaan met christenen uit andere delen van de wereldkerk. We ontvangen stemmen van medegelovigen en medeleerlingen niet alleen op papier; we ontvangen hen in levende lijve.
Daardoor kunnen we niet alleen figuurlijk, maar nu ook letterlijk met hen in gesprek gaan over de persoon en betekenis van Jezus Christus en we kunnen hen uitnodigen met ons mee te denken wat het betekent om anno Domini 2014 in Nederland leerling en volgeling van Jezus Christus te zijn.
Dit is een verkorte versie van de rede die prof. dr. Van den Toren vanmiddag hield bij zijn aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de interculturele theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit te Groningen.