Derde generatie in touw voor familiebedrijf Hans Both
Verkoop van het familiebedrijf hangt als het zwaard van Damocles boven het hoofd van ruim een derde van de bedrijfseigenaren. Hans Both (69), voormalig eigenaar van het gelijknamige lederwarenbedrijf uit Veldhoven, ontsprong de dans. Met zijn broer en neef vecht hij nu om de onderneming uit de rode cijfers te houden.
Toen
Mijn vader en moeder zijn direct na de oorlog begonnen met een groothandel in lederwaren: tassen, koffers en portemonnees. Zij hadden het vak geleerd van Joodse mensen die tijdens de oorlog weggevoerd zijn. Na de oorlog begonnen vader en moeder met import uit Duitsland, Italië, Frankrijk en het toenmalig Tsjecho-Slowakije.
Ik ben in 1969 bij de onderneming gaan werken. Mijn vader heeft mij ervoor opgeleid, onder andere door mij de wijde wereld in te sturen. Zo heb ik stage gelopen in Duitsland, Frankrijk, Engeland en Spanje. Terug in Nederland ben ik aan de slag gegaan in het familiebedrijf.
In eerste instantie was ik niet van plan om aan het werk te gaan in het bedrijf van mijn ouders. Ik dacht: ik help een jaartje en zie daarna wel. Eigenlijk wilde ik iets anders gaan doen, maar ik ben toch blijven hangen.
Mijn ouders hadden het niet erg gevonden als ik een andere baan gekozen had. Het waren praktische mensen. Het vasthouden aan familietradities was voor hen geen hoog doel. Er was geen sprake van familietrots of de wens om een lederwarendynastie te bouwen. Zo stak mijn vader niet in elkaar.
Ook toen ik in 1980 de leiding van hem overnam, liep hij me niet voor de voeten, maar stimuleerde mij wel in mijn plannen.
Mijn eerste jaren als eigen ondernemer waren moeilijk, omdat er toen evenals nu sprake was van een financiële crisis. Dat hadden we niet zien aankomen: in de jaren 70 was het heel goed gegaan met het bedrijf. We hadden juist besloten in 1980 een nieuw bedrijfspand te gaan bouwen toen de crisis uitbrak. Dat was een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Maar we hebben het ‘overleefd’.
In de jaren 70 en 80 heb ik het begin van de handel met het Verre Oosten meegemaakt. In oktober 1976 ging ik al naar China voor de inkoop van lederwaren, een maand na de dood van Mao Zedong. Het succes van ons familiebedrijf kwam mede doordat wij al heel vroeg in de handel met Azië zaten.
Nu
Op dit moment ben ik alleen nog als adviseur verbonden aan ons familiebedrijf. Mijn broer en zijn zoon hebben er de leiding.
Het huidige bedrijf is trouwens juridisch gezien niet meer het originele familiebedrijf dat mijn ouders bijna zeventig jaar geleden zijn begonnen. Dat heb ik in 1991 verkocht aan Engelsen. In 1998 ben ik samen met mijn broer en een oudwerknemer opnieuw gestart. Ook dat bedrijf hebben we van de hand gedaan, om vervolgens een aantal jaren geleden samen met mijn broer en neef voor de tweede keer opnieuw te beginnen.
Mijn neef is noodgedwongen bij het bedrijf betrokken geraakt. Hij kwam niet aan de bak na zijn universitaire studie en is toen anderhalf jaar geleden in de lederwarenonderneming gerold. Hij was evenmin als ik destijds van plan te blijven hangen. In die zin herhaalt de geschiedenis zich.
Ik vind het leuk om hem nu als adviseur in het zadel te helpen. Daar zit voor mij geen inkomenscomponent aan; het gaat me meer om de uitdaging hem een goede start te geven.
Mijn eigen zoon heeft nooit belangstelling getoond voor het lederwarenbedrijf. Wel voor het ondernemen. Hij heeft nu een onderneming in batterijopladers voor mobiele telefonie. Ondanks de crisis gaat het heel goed met zijn onderneming.
Met het lederwarenbedrijf gaat het op dit moment moeizaam. De omzetten zijn de afgelopen tijd teruggelopen. Er zijn zelfs enkele mensen ontslagen. Het is knijpen, dat is het goede woord. We moeten heel zuinig zijn.
Straks
Als mijn broer in de toekomst een stapje terug gaat doen, komt het familiebedrijf in handen van mijn neef. Wanneer dat gaat gebeuren, is nog niet bekend.
Eerst moeten we zorgen dat het bedrijf weer winstgevend genoeg is. Het pijnpunt in veel familiebedrijven is namelijk hoe de zoon de vader voor het bedrijf gaat betalen voor de onderneming. De oplossing is bijna altijd: uit winst die de onderneming maakt. Maar die is er op dit moment niet voldoende. En banken willen niet helpen financieren vanwege die geringe winstcapaciteit. Toch heb ik er vertrouwen in dat het goed komt.
Ik vind het zonder meer leuk dat het bedrijf in de familie blijft. Als mijn neef niet in het gat was gesprongen, hadden we waarschijnlijk de deur dichtgedaan. Met onze huidige winstcapaciteit is het moeilijk om het bedrijf aan derden te verkopen.
Toch heeft het voor mij geen speciale emotionele waarde dat mijn neef de familieonderneming in de toekomst gaat overnemen. Ik hecht daar niet zo aan. Het is leuk en het maakt dingen makkelijker. Ook steek ik er meer werk in dan wanneer ik een vreemde zou moeten begeleiden. Maar het valt mij niet zwaar.
Of ik van plan ben binnenkort te stoppen met het werk binnen de onderneming? Nee hoor. Ik heb de overtuiging dat je een mooie invulling aan je leven kunt geven door in aangepast tempo actief te blijven.
Het is bovendien een leuke een uitdaging om samen met mijn neef en broer te zoeken naar nieuwe markten. Waar liggen de uitdagingen van morgen? Hoe zal een tas of koffer er in de toekomst uitzien? De tassen die mensen nu bij zich hebben, zien er bijvoorbeeld aanzienlijk kleiner uit dan tien jaar geleden, omdat er minder papieren en ordners meegesleept hoeven te worden. En hoe ziet de portemonnee van de toekomst eruit? Mogelijk kunnen we straks in de winkels met onze mobiele telefoons betalen. Op dat soort veranderingen moet je als bedrijf inspelen.