Uiterwaarden Nederrijn vangen extreem hoogwater op
LIENDEN. Inwoners van Lienden, Kesteren en Veenendaal hoeven minder snel te vrezen voor een overstroming. Extreem hoogwater in de Nederrijn wordt voortaan beter opgevangen in de uiterwaarden.
Tussen Renkum en Amerongen zijn van nature laaggelegen uiterwaarden geschikt gemaakt voor extra waterberging in natte tijden: de zomerkades zijn verwijderd. Dat levert bij extreem hoogwater een lagere waterstand op: een daling van 3 centimeter bij Kasteel Doorwerth, Tollewaard bij Lienden en Middelwaard tegenover Rhenen en niet minder dan 13 centimeter bij Elst (Utrecht).
Het terrein van de voormalige kraanmachinistenschool bij Elst was tot nu toe bij hoogwater een behoorlijk knelpunt voor de afvoer van het rivierwater. De verlaten steenfabriek die daar nog in de uiterwaarden stond, is verwijderd, het terrein is verlaagd. Overvloedig Rijnwater kan nu via de Elster Buitenwaarden wegstromen naar de Amerongse Bovenpolder.
Ook de natuur heeft baat bij die ingreep. Doordat de Amerongse Bovenpolder en de Elster Buitenwaarden nu met elkaar in verbinding staan, kunnen dieren eenvoudiger van het ene naar het andere gebied trekken.
Verder is er nieuwe natuur gecreëerd in de vorm van natte oeverzones. Boeren kunnen nog steeds hun vee in de uiterwaarden laten grazen. „Maar minder dan voorheen. De gebieden zullen vaker wat natter zijn. Vooral in de herfst en de winter stromen ze vol”, zegt omgevingsmanager Marita Cals van Rijkswaterstaat.
De maatregelen zijn onderdeel van het grootschalige nationale plan Ruimte voor de Rivier. Dat is ontwikkeld nadat in 1995 grote delen van het Rivierenland werden geëvacueerd wegens extreem hoogwater in Rijn, Maas en Waal.
In de Nederlandse rivieren komen hoge waterstanden steeds vaker voor. Ze krijgen meer regen- en smeltwater te verwerken vanuit het achterland, waardoor de kans op overstromingen toeneemt. „Alleen dijkverhoging is onvoldoende om het toenemende overstromingsgevaar te keren”, aldus Cals. „De waterstand in de rivieren moet omlaag. Daarom geven we samen met waterschappen, gemeenten en provincies onze rivieren op ruim dertig plaatsen meer ruimte. Bijvoorbeeld door het verleggen van dijken, het graven van nevengeulen en het verdiepen van uiterwaarden.”
Voor de vier Nederijnprojecten, die in totaal 50 miljoen euro hebben gekost, hanteerde Rijkswaterstaat een nieuwe aanpak, die in de toekomst vaker zal worden toegepast. Met de aanbesteding van het project werd niet gewacht totdat alle procedures doorlopen waren, maar mochten aannemers na een bestuurlijk akkoord over een eerste ruwe schets al op het project inschrijven.
In dit geval werd dat Boskalis, dat samen met ingenieursbureau Grontmij de plannen uitwerkte, ook in overleg met burgers en bedrijven in het gebied.
Directeur projecten Taco Vergeer van Boskalis is tevreden over die aanpak. Hij stelt dat er zodoende „veel meer ruimte was dan gewoonlijk voor een goed plan. We konden combineren wat Rijkswaterstaat en de omgeving wilden en wat wij technisch kunnen. Er is maximaal gebruikgemaakt van onze expertise en werkmethodes. We werden niet beperkt doordat de opdrachtgever allerlei zaken al had voorgeschreven of doordat alternatieven bij voorbaat waren geblokkeerd. Die situatie maken wij veel mee.”
Alleen al voor de planning van Rijkswaterstaat betekende de aanpak een tijdwinst van zeker een jaar. Ook Boskalis kon sneller werken, aldus Vergeer.
Zo werd de steenfabriek, waarvan vaststond dat ze in elk geval zou moeten worden gesloopt, alvast afgebroken. In het gebied bij Elst stuitte de aannemer op grootschalige vervuiling en op explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in klei die voor de steenfabriek was aangevoerd en op het terrein was achtergebleven. Deze tegenvallers gaven nu geen vertraging.
De uiterwaard bij Elst is beter toegankelijk gemaakt voor wandelaars, onder andere door de aanleg van een passantensteiger. Vanwege de cultuurhistorische waarde is de schoorsteen van de oude steenfabriek gerestaureerd. Die prijkt als markante herinnering in het landschap, al is hij wel 18 meter ingekort.