Dat blijkt uit een mini-enquête die de reformatorische scholenorganisatie VGS vorige maand hield op de Wegwijsbeurs. Aanleiding was dat volgens de VGS vaak geluiden te horen zijn dat onder ouders in de reformatorische kring het draagvlak voor eigen scholen afneemt. „Uit de VGS-enquête, weliswaar een kleine peiling, blijkt dat niet”, stelt de organisatie. Van de ondervraagden zou 88 procent bereid zijn om een financiële bijdrage te leveren in het fictieve scenario dat de overheid de bekostiging van het reformatorisch onderwijs stopzet. Bij de vraag of ouders daar dan 5000 euro per kind per jaar voor over zouden hebben, verklaarde 65 procent daartoe bereid te zijn.

„Dit zegt veel over de waarde van identiteitsgebonden onderwijs en de betrokkenheid van de ouders hierbij”, stelt voorzitter P. W. Moens van de raad van bestuur van de VGS. „Het is een duidelijke legitimatie van het reformatorisch onderwijs.” Het sluit ook aan bij de ervaring van het reformatorisch onderwijs in Canada en andere landen: ouders hebben er veel voor over om hun kinderen onderwijs te laten geven dat in dezelfde lijn als de opvoeding ligt.

De ouders zien aanvallen van buitenaf overigens niet als het ergste gevaar dat het reformatorisch onderwijs loopt: 68 procent noemt uitholling van binnenuit als grootste bedreiging. „Het is belangrijk om duidelijk te hebben wat hier wordt bedoeld”, stelt Moens vast. „Daarom is het essentieel dat kerk, school en gezin het gesprek voeren over wat de Bijbelse kernwaarden zijn in een tijd dat er zoveel verandert, onder andere onder invloed van de moderne media. Duidelijk is dat de vanzelfsprekendheid van veel zaken voorbij is.”

Uit het onderzoek onder de beursbezoekers blijkt dat de meeste ondervraagden het toelatingsbeleid een principieel punt voor de scholen vinden dat heel belangrijk is. Moens: „Met deze peiling wordt een helder signaal afgegeven: het onderwijs is van de ouders en niet van de staat. Het moet de vrijheid van onderwijs en daarmee van ouders blijven om te kiezen voor het toelatingsbeleid dat past bij de context en grondslag van de school.”