Martine Delfos: Benader persoon met autisme positief
APELDOORN. Een totaal andere, positieve benadering van mensen met autisme. Dat staat psychologe dr. Martine Delfos voor ogen. Samenvattend: zie het autisme niet als stoornis, maar als vertraging én versnelling van de persoonlijke ontwikkeling.
Delfos bracht haar visie gisteren naar voren op een congres in Apeldoorn dat werd bijgewoond door 170 onderwijskrachten uit het reformatorisch (speciaal) onderwijs. Daarin stonden de mogelijkheden, en niet de beperkingen, van leerlingen met autisme centraal.
Dat was een kolfje naar de hand van Delfos. Zij veegde de vloer aan met bestaande opvattingen over autisme, zoals onder andere in het diagnostisch handboek voor psychiatrische stoornissen, de DSM-5. „Dit is het rommeltje van Kanner”, zo vatte ze bondig samen. Deze ‘ontdekker’ van autisme benaderde mensen met deze aandoening vanuit hun onmogelijkheden, terwijl zijn evenknie Asperger juist de mogelijkheden van deze personen beklemtoonde.
De DSM-5 is volgens Delfos vervuild. In het handboek is „de helft” van de kenmerken die aan autisme worden toegeschreven geen gevolg daarvan, maar bijvoorbeeld van een lichamelijke stoornis.
Zo vertoonde een meisje met epilepsie autistische kenmerken als gevolg van haar ziekte, evenals een kind met glutenallergie. „Dat kind was dus door het glutendieet niet genezen van zijn autisme, maar van zijn allergie.”
Andere benadering
Autisme is dus geen defect, maar een vertraging én een versnelling van de persoonlijke ontwikkeling, aldus Delfos. „Die is omgekeerd aan wat wij gewend zijn. Mensen met autisme ontwikkelen eerst hun kennis, het cognitieve aspect, en dan pas hun sociale gevoel.”
Als gevolg daarvan moet iemand met autisme anders worden benaderd. „Als die zich apart gedraagt, zeg dan: Dat is normaal gedrag voor iemand van die en die leeftijd.”
Communiceren met mensen met autisme moet veel opener en positiever. „Zeg dat je iets niet begrijpt en ga met zo’n persoon in gesprek.” Daarbij is een goede relatie een randvoorwaarde. „Die relatie bestaat op basis van beschaving en tolerantie.”
Daarnaast dient de omgeving enkele dingen te weten van de betrokken persoon met autisme. „Zijn er overgevoelige, niet-gerijpte zintuigen? Is de communicatie vlak? Hoe oud was de persoon toen hij ging praten? Begrijpt hij de opdracht? Stelt hij vragen? Is er sprake van apart, kinderlijk gedrag? Wordt hij gepest? Dat laatste is natuurlijk een retorische vraag. Ja, natuurlijk worden mensen met autisme gepest. Vanwege hun goede eigenschappen, de neiging om niet terug te pesten en aardig te zijn. Ze worden gepest omdat de pesters jaloers zijn op mensen met autisme. Omdat die zo goed zijn.”
Zelf pester
Tijdens een workshop over pesten bleek dat leerlingen met autisme niet alleen worden gepest, maar dat anderen met deze aandoening en/of met ADHD soms juist zelf de pester of de aanmoediger zijn.
Een pestprotocol op zich heeft weinig zin, aldus docent M. de Olde van de Jacobus Fruytier scholengemeenschap in Rijssen. „Antipesten moet geïntegreerd zijn in de aanpak van school.”
Tijdens de bespreking bleek dat docenten zeker in de eerste weken van het nieuwe schooljaar moeten werken aan een goede sfeer in de klas. Ook starts na de vakanties geven hiervoor nieuwe kansen.
Volgens docente J. van Weelden blijven mensen met autisme vaak hangen in de mythisch-letterlijke fase van het geloof. Daarin worden werkelijkheid en verbeelding gescheiden, maar komt het niet tot bezinning op het eigen handelen, zo zei ze tijdens een workshop over het vak godsdienst.
Daar bleek ook dat de Fruytier een model heeft ontwikkeld voor de manier waarop de leerkracht moet omgaan met leerlingen die een aversie hebben tegen het vak godsdienst.