Dienstencheque kan zorgsector redden
De dienstencheque kan de oplossing zijn voor de problemen in de geïndiceerde thuiszorg, stelt Daniëlle van der Eerden.
Diverse gemeenten willen op grote schaal de dienstencheque invoeren. Met zo’n voucher kunnen mensen die een zorgindicatie hebben, huishoudelijke hulp inkopen.
Tegenstanders van deze dienstencheque stellen dat het vooral lekker goedkoop is om op die manier huishoudelijke hulp in te huren. Het wordt een zooitje wanneer iedere gemeente haar eigen cheque gaat uitgeven.
Maar CNV Publieke Zaak, vakbond voor zorg en welzijn, is voorstander van de dienstencheque. Want die kan wel eens dé oplossing zijn voor de problemen in de geïndiceerde thuiszorg.
Kwaliteit
In 2015 wordt er flink gekort op huishoudelijke hulp voor mensen die niet meer zelf voor hun huishouding kunnen zorgen. Gemeenten zullen met een beperkt budget moeten ervoor zorgen dat mensen toch zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen.
Het verleden leert dat dit aan de ene kant ten koste gaat van de kwaliteit van hulp die mensen krijgen, en dat het aan de andere ten koste gaat van de banen. Immers, als er minder geld beschikbaar is, zullen meer mensen zelf hun hulp moeten gaan betalen. En dan is het niet aantrekkelijk om iemand in te huren waarvoor sociale lasten moeten worden afgedragen. Oftewel, de zwarte werkster zal opnieuw haar opmars maken. Waarmee niet alleen belastinginkomsten misgelopen worden en goed opgeleide hulpen aan de kant geschoven worden, maar ook alle zicht op kwaliteit verdwijnt.
Alfahulpen
Mensen die wél aan het werk blijven, lopen het risico dit tegen mindere arbeidsvoorwaarden te moeten doen. Al in 2007, bij de introductie van de WMO (Wet maatschappelijke ondersteuning), zijn werknemers gedwongen in zogenaamde alfaconstructies te gaan werken. Dit omdat gemeenten tegen zo laag mogelijke kosten wilden aanbesteden en werkgevers hierdoor hun personeelkosten gingen drukken.
Alfahulpen kosten een stuk minder dan reguliere huishoudelijke hulpen. Alfahulpen vallen namelijk onder de ”regeling dienstverlening aan huis” en kennen daarmee minder rechten en bescherming dan reguliere werknemers. Werknemers kiezen er over het algemeen niet zelf voor om als alfahulp te werken, maar worden door thuiszorginstellingen voor de ‘keuze’ gesteld om werkloos te worden of, met bemiddeling van de thuiszorginstelling, als alfahulp aan de slag te gaan.
Om te voorkomen dat met dit soort constructies de positie van werknemers wordt geschaad, is in 2009 de WMO gewijzigd. Er is een bepaling opgenomen waarmee het inhuren van alfahulpen in veel situaties niet meer mogelijk was. Maar die bepaling is in de nieuwe WMO gesneuveld. Dus áls mensen al hun baan behouden, is er een grote kans dat zij moeten inleveren op hun arbeidsvoorwaarden of rechtspositie.
Winst
Wat kan de dienstencheque hieraan veranderen? Veel! Door de invoering van een dienstencheque krijgen ouderen en chronisch zieken de mogelijkheid om tegen een redelijke, vermogensafhankelijke vergoeding gekwalificeerde hulp in te huren. Dit voorkomt dat zij hun toevlucht nemen tot het zwarte circuit, waarbij absoluut geen zicht is op de kwaliteit van de hulp die zij inhuren. Omdat de zorg op basis van een dienstencheque uitsluitend wordt geleverd door zorgaanbieders die door de gemeenten zijn gecontracteerd, kunnen mensen er bovendien zeker van zijn dat ze kwalitatief goede hulp krijgen. Waardoor de kans dat iemand langer thuis kan blijven wonen, toeneemt.
Dankzij de bijdrage vanuit de WMO en het Rijk (in de vorm van een subsidie) krijgt de ingehuurde hulp met de dienstencheque de zekerheid van fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden. Zo blijven goed opgeleide mensen behouden voor de sector. Kortom, winst voor de maatschappij.
Structureel
De Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT) is een tijdelijke toelage en daarmee een tijdelijke oplossing. CNV Publieke Zaak is blij dat gemeenten deze mogelijkheid aangrijpen om aan te tonen dat de dienstencheque echt kan werken.
Maar we willen meer. De dienstencheque moet landelijk en structureel worden ingevoerd. Zodat ouderen en chronisch zieken ook in de toekomst zeker zijn van de mogelijkheid om tegen een redelijke, vermogensafhankelijke vergoeding een veilige en kwalitatief goede hulp in te huren. Zo kunnen goed opgeleide huishoudelijke hulpen ook in de toekomst aan het werk blijven.
De auteur is beleidsadviseur bij CNV Publieke Zaak.