„Dr. Graafland, een kritisch en vroom theoloog”
APELDOORN. Kritisch op vergroeiingen in de eigen traditie, zijn tijd ver vooruit, een vroom en fijngevoelig theoloog. Enkele typeringen van de legendarische hervormd-gereformeerde theoloog prof. dr. C. Graafland (1928-2004), die tien jaar geleden overleed. De Waarheidsvriend wijdde deze week een themanummer aan hem.
Graafland wilde volgens prof. dr. A. De Reuver met zijn wetenschappelijk onderzoek en onderricht de Bijbelse vroomheid dienen. Zijn fascinatie ging van meet af aan uit naar de verhouding tussen verkiezing en verbond. „Heel zijn ‘verkiezingsoeuvre’ bevat scherpe kritiek, maar het is een kritiek die opruimt wat de gang van de genade stremt. Dat wil zeggen, enerzijds protest tegen een leersysteem waarin God verward wordt met het lot, anderzijds hulde aan Gods genade die werkelijk welmenend en onvoorwaardelijk is.” Pseudorechtzinnigheid vraagt nu eenmaal om ontmaskering, aldus prof. De Reuver.
Het brandpunt van Graaflands theologisch elan ligt volgens prof. De Reuver in de leer van de Heilige Geest, Zijn verborgen werking in de toe-eigening van de genade van Christus. Graaflands kritische vragen bij de Dordtse dubbelepredestinatieleer zijn bekend. „Men zou hem onrecht doen, die vragen te verdoezelen. Maar groter onrecht zou men plegen door hem remonstrantse intenties toe te dichten. Met het grondpatroon van Dordt stemde hij ondubbelzinnig in.”
Prof. dr. G. van den Brink typeert Graafland als een fijngevoelig, veranderlijk, beweeglijk theoloog bij wie diepe vroomheid en gedegen wetenschapsbeoefening hand in hand gingen. Door de ‘zuivere’ (kerk)historici voelde hij zich weleens misverstaan, bijvoorbeeld wanneer die het deden voorkomen alsof er geen enkele belangrijke ontwikkeling traceerbaar was tussen Calvijn en de latere gereformeerde orthodoxie. „Al zag Graafland zelf ook wel degelijk de continuïteit, zijn uitlegkundige fijngevoeligheid was er denk ik te groot voor om elke ontwikkeling binnen de gereformeerde traditie voor theologisch onschuldig te houden. Hij wist veel te goed hoezeer subtiele veranderingen (bijvoorbeeld in de plaatsing van de verkiezingsleer) onbedoeld grote gevolgen konden hebben.”
Graafland was zijn tijd ver vooruit in zijn aandacht voor de moderne mens, aldus dr. A. J. Kunz. Zijn publicatie ”Verschuivingen in de Gereformeerde Bondsprediking” deed vermoedelijk het meeste stof opwaaien. Graafland keerde zich daarin tegen een heilsordelijke prediking waarin de mens van vandaag buiten beeld bleef. Bij een herlezing na vijftig jaar blijkt het spectrum ingrijpend gewijzigd. „De prediking waartegen Graafland zich keert, komt binnen de Gereformeerde Bond nauwelijks meer voor. Verder dreigt het gevaar dat de verkondiging zich bij alle nadruk op de actuele culturele situatie van het gereformeerde belijden verwijdert. Een verschuiving waar Graafland in 1965 overigens ook niet blind voor was.”
Prof. dr. W. Verboom stelt dat het voor Graafland een grote schok was toen hij ontdekte dat ook Calvijn van de dubbele predestinatie uitging. „Dat heeft Graafland verwond. Na deze zo pijnlijke ontdekking is hij –existentieel theoloog als hij was– moedig gaan zoeken naar vernieuwing van de traditie, van binnenuit.” Dr. ir. J. van der Graaf merkt op dat Graafland op het laatst (nog) kritischer op het Samen-op-Wegproces was dan het hoofdbestuur. Het verenigingsbesluit noemde hij „een historische vergissing.”
Prof. dr. F. A. van Lieburg vergelijkt de kritische opstelling van Graafland met die van Kuitert. „Graafland was zo soeverein om voor het bijna fatalistische godsbeeld van Calvijn naar Kuiterts proefschrift (over de mensvormigheid Gods, red.) te verwijzen. Toch sloot hij in 1993 zijn loopbaan als Gereformeerde Bondshoogleraar af met een rede voor zijn collega-predikanten onder de titel ”…om gereformeerd te blijven…”.